Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4116, 21_1517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4116, 21_1517

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
25 juli 2022
Datum publicatie
3 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4116
Zaaknummer
21_1517
Relevante informatie
Art. 3.6 lid 1 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

zelfstandigenaftrek, urencriterium

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 21/1517

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , (belanghebbende)

(gemachtigde: mr. A.M.C.G. Martens),

en

de inspecteur van de belastingdienst (de inspecteur).

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 maart 2021.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.464.

1.3.

Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 291 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).

1.4.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en haar gemachtigde, en namens de inspecteur, [naam 1] en [naam 2] .

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op 3 april 2017 begonnen met de activiteiten van [bedrijf] . De activiteiten bestaan voornamelijk uit voetreflexplus therapie en daarnaast worden ook pedicurebehandelingen uitgevoerd.

2.2.

In 2014 is belanghebbende gestart met de opleiding tot voetreflexplus therapeut bij [opleider] . Het examen voor deze opleiding heeft op 18 juni 2017 plaatsgevonden.

2.3.

In 2017, direct na het afronden van de opleiding tot voetreflexplus therapeut is belanghebbende begonnen aan de opleiding medische basiskennis, eveneens bij [opleider] . Het betreft een éénjarige opleiding die ook te volgen is in twee jaar. De opleiding medische basiskennis is een vervolgopleiding van de opleiding tot voetreflexplus therapeut. Op 7 september 2019 heeft belanghebbende het diploma van de opleiding medische basiskennis behaald.

2.4.

Belanghebbende heeft een urenoverzicht verstrekt waarin zij heeft aangegeven dat zij in 2017 1233,5 uren heeft besteed aan haar onderneming. Uit het overzicht volgt dat 451 uren (165 voor de start van de onderneming en 286 uren nadien) aan opleiding zijn besteed tot aan het examen van de opleiding tot voetreflexplus therapeut en daarna 454 uren aan de opleiding medische basiskennis.

2.5.

Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2017 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning dat als volgt is opgebouwd.

Loon uit tegenwoordige dienstbetrekking

€ 24.656

Winst uit onderneming

€ 9.278 (-/-)

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 15.378

2.6.

Bij de vaststelling van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 is de inspecteur afgeweken van de ingediende aangifte. De winst uit onderneming is daarbij gecorrigeerd tot een bedrag van € 1.192 negatief. De inspecteur heeft de zelfstandigen- en startersaftrek niet toegekend omdat belanghebbende volgens de inspecteur niet voldoet aan het urencriterium. Daarbij heeft de inspecteur de door belanghebbende aangegeven uren in verband met de gevolgde opleidingen buiten beschouwing gelaten.

3 Beoordeling door de rechtbank

Geschil en oordeel

3.1.

De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende voldoet aan het urencriterium. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

3.2.

Naar het oordeel van de rechtbank voldoet belanghebbende niet aan het urencriterium. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Opleidingsuren en urencriterium

3.3.

Op grond artikel 3.76, eerste en derde lid van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) geldt de zelfstandigen- en startersaftrek voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet. In artikel 3.6, eerste lid, van de Wet IB 2001 is bepaald dat aan het urencriterium is voldaan als gedurende een kalenderjaar ten minste 1225 uren aan werkzaamheden voor een onderneming worden besteed.

Als tijd die in beslag wordt genomen door het drijven van een onderneming geldt alle tijd die wordt besteed aan werkzaamheden die worden verricht met het oog op de zakelijke belangen van de onderneming. Tot zodanige werkzaamheden behoort het door een ondernemer volgen van cursussen of opleidingen die zijn gericht op het op peil houden van de vakbekwaamheid die nodig is om de onderneming te kunnen blijven uitoefenen. Onder het op peil houden moet worden begrepen de aanvulling van kennis die is geboden om te voorkomen dat de bestaande ondernemingsactiviteit aan economische betekenis inboet. Daarentegen kunnen kosten van opleidingen niet in aanmerking worden genomen indien die opleidingen ertoe strekken nieuwe vakkennis te verwerven en zodoende de vakbekwaamheid uit te breiden waardoor ook de aard van de diensten van de bestaande ondernemingsuitoefening uitbreiding ondergaat.1

3.4.

Belanghebbende heeft op de zitting toegelicht dat zij een aantal jaren voordat ze aan de opleidingen bij [opleider] begon al een opleiding tot pedicure heeft gevolgd. Tot de start van de onderneming heeft ze alleen pedicurebehandelingen uitgevoerd in de vriendenkring. Belanghebbende heeft verder een parttime dienstverband in het ziekenhuis als polikliniek assistente. Zij beschikt in dit kader ook over medische basiskennis. Zij is geïnteresseerd geraakt voor voetreflexplus therapie doordat zij in haar werk in aanraking komt met patiënten. Daarom is ze de opleiding tot Voetreflex Plus therapeut begonnen. Aan het einde van de opleiding is ze gestart met haar onderneming. De vervolgopleiding Medische basiskennis heeft ze met name gevolgd zodat de behandelingen worden vergoed door zorgverzekeraars. Over de kennis beschikte zij al grotendeels door haar werk bij het ziekenhuis. De behandelingen zelf zijn naar aanleiding van deze laatste opleiding niet gewijzigd, alleen het administratieve gedeelte. Tot slot heeft belanghebbende op de zitting naar voren gebracht dat zij veel meer uren aan haar onderneming heeft besteed dan in het urenoverzicht is opgenomen.

Opleiding tot voetreflexplus therapeut

3.4.1.

Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat zij voordat zij de opleiding tot voetreflexplus therapeut had gevolgd, enkel kennis bezat met betrekking tot het uitvoeren van pedicure behandelingen. De activiteiten van haar onderneming bestonden in 2017 voornamelijk uit de behandelingen van voetreflexplus therapie. De kennis die zij heeft vergaard met de opleiding tot voetreflexplus therapie dient dan te gelden als nieuwe vakkennis en is -niet gericht op het verkrijgen of op peil houden van de vakbekwaamheid die nodig is om de onderneming te kunnen blijven uitoefenen. Het is juist aannemelijk dat zij met de opleiding tot voetreflexplus therapeut nieuwe vakkennis heeft vergaard zodat het mogelijk was om te kunnen starten met de onderneming. De aan deze opleiding bestede uren tellen dan niet mee voor het urencriterium.

Opleiding medische basiskennis

3.4.2.

Gelet op belanghebbendes verklaringen ter zitting en haar medische achtergrond in het kader van haar dienstbetrekking in het ziekenhuis als polikliniek assistente acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende reeds voordat zij haar onderneming startte beschikte over medische basiskennis. Daarnaast acht de rechtbank geloofwaardig dat de behandelingen niet wezenlijk zijn gewijzigd als gevolg van het volgen van de opleiding. De door belanghebbende vergaarde kennis met de opleiding medische basiskennis geldt daarom als het op peil houden van vakbekwaamheid die zij al bezat en het waarborgen van de omvang van de activiteiten, zodat de daaraan bestede uren wel meetellen voor het urencriterium.

Overige argumenten

3.5.

Het betoog van belanghebbende dat zij meer uren heeft besteed aan haar onderneming dan zij heeft aangegeven in het urenoverzicht, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden nu dat betoog onvoldoende is onderbouwd. Het standpunt van belanghebbende dat de rechter in het algemeen soepel dient om te gaan met de beoordeling of al dan niet is voldaan aan het urencriterium leidt de rechtbank in dit geval niet tot een ander oordeel.

3.6.

Belanghebbende heeft tot slot meer specifiek onder verwijzing naar een tweetal besluiten van de minister en de staatssecretaris van Financiën betoogd dat soepel dient te worden omgegaan met de beoordeling of al dan niet is voldaan aan het urencriterium.2 Ook dat betoog slaagt niet. De besluiten waar belanghebbende naar verwijst zien op jaren waarin bijzondere omstandigheden van toepassing waren, namelijk de kredietcrisis in 2010 en 2011 en de coronapandemie in 2020. In 2017 waren geen van deze bijzondere omstandigheden aan de orde. Belanghebbende heeft ook verder niet gesteld dat andere bijzondere omstandigheden een dergelijke soepele toets rechtvaardigen.

Conclusie ten aanzien van het urencriterium

3.7.

De rechtbank gaat uit van het aantal uren vermeld in het urenoverzicht. Alhoewel de uren die zijn besteed aan de opleiding medische basiskennis meetellen voor het urencriterium, voldoet belanghebbende gelet op de aan de opleiding tot voetreflectieplus therapeut bestede uren alsnog niet aan de voorwaarde. Belanghebbende heeft dan geen recht op de zelfstandigen- en startersaftrek voor het jaar 2017.

Belastingrente

3.8.

Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank belanghebbende erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing