Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:636, 19/5371 en 19/5372

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 16-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:636, 19/5371 en 19/5372

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
16 februari 2022
Datum publicatie
9 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:636
Zaaknummer
19/5371 en 19/5372

Inhoudsindicatie

voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 19/5371 en BRE 19/5372

uitspraak van 16 februari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

De Inspecteur heeft op 28 december 2017 belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonheffing opgelegd van € 29.129. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 5.494 aan belastingrente in rekening gebracht. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag bij beschikking van 25 juni 2018 verminderd tot € 16.900 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

De Inspecteur heeft op 25 juni 2018 aan belanghebbende over de tijdvakken 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 en 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016, een naheffingsaanslag in de loonheffing opgelegd van € 16.900 voor ieder tijdvak. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is respectievelijk € 1.030, € 1.706, € 2.382 en € 3.016 aan belastingrente in rekening gebracht en is voor ieder tijdvak een vergrijpboete van € 4.225 opgelegd.

Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaren tegen de naheffingsaanslagen, de beschikkingen belastingrente en de vergrijpboete afgewezen.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 47. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

De inspecteur heeft een nader stuk ingediend, ingekomen bij de rechtbank op 10 januari 2022.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en haar gemachtigde [gemachtigde 1] , vergezeld door [gemachtigde 2] , kantoorgenoot van de gemachtigde, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

Belanghebbende is een besloten vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal. [persoon] , geboren op [datum] , ( [persoon] ) is bestuurder van belanghebbende en houdt in haar tevens een belang van 100% van het aandelenkapitaal. Tot het concern ( [concern] ) waar belanghebbende deel van uit maakt behoren mede de vennootschappen [BV 1] ( [BV 1] ) en [BV 2] ( [BV 2] ). Belanghebbende heeft met [BV 1] en [BV 2] managementovereenkomsten gesloten. De overeenkomsten zijn op respectievelijk 7 december 2010 en 1 september 2014 namens belanghebbende ondertekend door [persoon] .

De met [BV 1] gesloten managementovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

“1. [BV 1] draagt op aan [belanghebbende] de (mede-)uitvoering van het commercieel management en directievoering van [BV 1] .

[belanghebbende] aanvaardt deze opdracht en schakelt voor het uitvoeren hiervan al dan niet via (een) derde vennootschap(pen) een medewerker in.

[belanghebbende] is volledig vrij in de keuze van de voor uitvoering van de opdracht in te zetten medewerker, uiteraard onder de voorwaarde dat deze voldoet aan de kwalitatieve eisen die aan de uitvoering van de opdracht worden gesteld.

De betreffende medewerker zal hierna worden aangeduid als "manager".

2. De manager is in dienstbetrekking van [belanghebbende] dan wel van de door haar ingeschakelde derde vennootschap(pen) en verricht de werkzaamheden geheel voor rekening en risico en onder verantwoordelijkheid van [belanghebbende] . [belanghebbende] staat er voor in dat de manager voldoende arbeid, vlijt en kennis ten dienste van [BV 1] zal stellen en dat de manager bij het uitvoeren van de opdracht de bepalingen van relevante wetten, de statuten van [BV 1] en de besluiten en richtlijnen van de bevoegde organen van [BV 1] in acht zal nemen.

Partijen houden zich het recht voor in een afzonderlijke overeenkomst of reglement de taken en de bevoegdheden van de manager nader vast te stellen.

(…)

4. De vergoeding die opdrachtgeefster verstrekt voor de verleende diensten bedraagt € 57.000 per jaar (exclusief omzetbelasting).”

De met [BV 2] afgesloten managementovereenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:

“1. [BV 2] draagt op aan [belanghebbende] de (mede-)uitvoering van het commercieel management en directievoering van [BV 2] .

[belanghebbende] aanvaardt deze opdracht en schakelt voor het uitvoeren hiervan al dan niet via (een) derde vennootschap(pen) een medewerker in.

[belanghebbende] is volledig vrij in de keuze van de voor uitvoering van de opdracht in te zetten medewerker, uiteraard onder de voorwaarde dat deze voldoet aan de kwalitatieve eisen die aan de uitvoering van de opdracht worden gesteld.

De betreffende medewerker zal hierna worden aangeduid als "manager".

2. De manager is in dienstbetrekking van [belanghebbende] dan wel van de door haar ingeschakelde derde vennootschap(pen) en verricht de werkzaamheden geheel voor rekening en risico en onder verantwoordelijkheid van [belanghebbende] . [belanghebbende] staat er voor in dat de manager voldoende arbeid, vlijt en kennis ten dienste van [BV 2] zal stellen en dat de manager bij het uitvoeren van de opdracht de bepalingen van relevante wetten, de statuten van [BV 2] en de besluiten en richtlijnen van de bevoegde organen van [BV 2] in acht zal nemen.

Partijen houden zich het recht voor in een afzonderlijke overeenkomst of reglement de taken en de bevoegdheden van de manager nader vast te stellen.

(…)

4. De vergoeding die opdrachtgeefster verstrekt voor de verleende diensten bedraagt € 58.145,70 per jaar (exclusief omzetbelasting).”

Belanghebbende is op 2 maart 2016 een arbeidsovereenkomst met de echtgenote van [persoon] , [echtgenote] (de echtgenote), aangegaan. De arbeidsovereenkomst is namens belanghebbende door [persoon] ondertekend en heeft betrekking op de indiensttreding van de echtgenote op 1 januari 2011. De arbeidsovereenkomst vermeldt dat de echtgenote de functietitel “directie assistente” draagt. Het afgesproken salaris bedraagt € 1.388,89 bruto per maand, op basis van 16-urige werkweek.

De inspecteur heeft naar aanleiding van de beoordeling van de aangiften loonheffingen van belanghebbende bij brief van 2 februari 2016 belanghebbende verzocht om informatie. Belanghebbende heeft in reactie op het verzoek van de inspecteur, bij brief van 3 maart 2016, voor zover van belang, het volgende geantwoord:

Arbeidsovereenkomst met en werkzaamheden en beloning van mevrouw [echtgenote]

Mevrouw [echtgenote] verricht diverse ondersteunende werkzaamheden binnen [belanghebbende] . Zij ondersteunt de directie, verricht diverse administratieve werkzaamheden, woont directievergaderingen en certificaathoudersvergaderingen bij en begeleidt de directie. Bijgevoegd vindt u het arbeidscontract van mevrouw [echtgenote] . Uit het arbeidscontract blijkt dat mevrouw [echtgenote] in deeltijd werkt bij [belanghebbende] . Haar vergoeding op jaarbasis bedraagt € 18.000. Gezien het feit dat mevrouw [echtgenote] deeltijd werkt en een ondergeschikte rol in de BV vervult, is de vergoeding toegekend aan mevrouw in overeenstemming met art. 12a Wet op de Loonbelasting 1964.”

Belanghebbende heeft een agenda van de per 2 januari 2016 tot en met 7 juli 2016 door de echtgenote verrichte werkzaamheden overgelegd.

Met betrekking tot de geschillen tussen belanghebbende en de Belastingdienst is [persoon] de directe contactpersoon.

3 Geschil

In geschil is of de inspecteur de naheffingsaanslagen voor de onderhavige tijdvakken terecht heeft opgelegd. Ten aanzien van die vraag is eveneens in geschil of belanghebbende een geslaagd beroep op het vertrouwens- en het gelijkheidsbeginsel kan doen. Indien de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd, is vervolgens in geschil of de naheffingsaanslagen naar de juiste bedragen zijn opgelegd en of daarbij het juiste tarief is toegepast. Ten slotte is in geschil of de vergrijpboeten terecht zijn opgelegd.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen, de vergrijpboeten en de beschikkingen belastingrente. Belanghebbende concludeert subsidiair tot vermindering van de naheffingsaanslagen voor de onderhavige tijdvakken en tot dienovereenkomstige vermindering van de beschikkingen belastingrente en de vergrijpboeten.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing