Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:9, BRE 20/8368 en 20/8369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-01-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:9, BRE 20/8368 en 20/8369

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
4 januari 2022
Datum publicatie
7 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:9
Zaaknummer
BRE 20/8368 en 20/8369

Inhoudsindicatie

Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 20/8368 en BRE 20/8369

uitspraak van 4 januari 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

De bestreden uitspraken op bezwaar

- De uitspraak van de inspecteur van 11 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2018 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.616 (aanslagnummer [aanslagnummer] ).

- De uitspraak van de inspecteur van 7 september 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2019 opgelegde aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.798 (aanslagnummer [aanslagnummer] ).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2021 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [naam] , en namens de inspecteur, [naam] en [naam] .

1 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar;

-

vermindert de aanslag IB/PVV 2018 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.616;

-

vermindert de aanslag IB/PVV 2019 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.798;

-

veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 34,80;

-

gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar vergoedt.

2 Gronden

2.1.

Ter zitting is vast komen te staan dat niet langer in geschil is dat belanghebbende voor de jaren 2018 en 2019 een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen en dat daarmee het belastbaar inkomen uit werk en woning voor die jaren moet worden verminderd met € 10.000. Partijen zijn het er verder over eens dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan haar zal vergoeden. De rechtbank heeft dienovereenkomstig beslist.

2.2.

Gelet op het vorenstaande zijn de beroepen gegrond verklaard.

2.3.

De rechtbank vindt aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende komt op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking voor vergoeding van reiskosten.1 De reiskosten worden becijferd op basis van het openbaar vervoer 2e klasse op een bedrag van € 17,40 enkele reis. De inspecteur wordt veroordeeld deze te vergoeden tot een bedrag van € 34,80.

Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 4 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.