Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-04-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3077, BRE 20/5449, 20/5450, 20/5453

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-04-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3077, BRE 20/5449, 20/5450, 20/5453

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 april 2023
Datum publicatie
15 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:3077
Zaaknummer
BRE 20/5449, 20/5450, 20/5453
Relevante informatie
Art. 3.2 Wet IB 2001, Art. 3.4 Wet IB 2001, Art. 3.62 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Artikel 3.2, artikel 3.4 en artikel 3.65 van de Wet IB 2001

De rechtbank is van oordeel dat het akkerbouwbedrijf ook na het overlijden van de broer aan te merken is als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, waarmee beoogd wordt door deelname aan het economische verkeer, winst te behalen. Tevens is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende een ondernemer is als bedoeld in artikel 3.4 van de Wet IB 2001. Dit brengt mee dat de inspecteur het verzoek om toepassing van artikel 3.65 van de Wet IB 2001 ten onrechte heeft afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 20/5449, 20/5450 en 20/5453

[belanghebbende], de erven van belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van de erven van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 10 februari 2020 en 12 februari 2020.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende [belanghebbende] ([belanghebbende]) voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.125 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.145 (aanslag IB/PVV). Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag heeft de inspecteur € 660 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking IB/PVV).

1.2.

De inspecteur heeft aan [belanghebbende] voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 31.519 (aanslag Zvw). Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag heeft de inspecteur € 4 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking Zvw).

1.3.

De inspecteur heeft bij beschikking van 16 oktober 2018 het verzoek van [belanghebbende] van 27 februari 2017 om toepassing van artikel 3.65 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) afgewezen (de beschikking geruisloze omzetting).

1.4.

De inspecteur heeft de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw en tegen de afwijzende beschikking geruisloze omzetting ongegrond verklaard.

1.5.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

1.6.

Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij. De correspondentie over de verschoning van een rechter, is aan deze uitspraak gehecht.

1.7.

De rechtbank heeft de beroepen op 23 maart 2023 op zitting behandeld, gelijktijdig met de beroepen van [broer] met zaaknummers 20/5451 en 20/5452. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbenden en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur].

Feiten

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Rechtsmiddel