Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-02-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1291, 22/4495

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-02-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1291, 22/4495

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 februari 2024
Datum publicatie
8 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1291
Zaaknummer
22/4495
Relevante informatie
Art. 231 Gemw, Art. 123 Wschw, Art. 28 Iw 1990, Art. 29 Iw 1990, Art. 3:2 Awb, Art. 3:4 Awb

Inhoudsindicatie

Beschikking invorderingsrente in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, beroep gegrond

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 22/4495

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

en

de invorderingsambtenaar van de Belastingsamenwerking-West-Brabant (gemeente Breda en Waterschap Brabantse Delta), de invorderingsambtenaar.

Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van 12 augustus 2022.

1.2.

De invorderingsambtenaar heeft bij beschikking van 18 juli 2022 een bedrag van € 10.417 aan invorderingsrente aan belanghebbende in rekening gebracht.

1.3.

De invorderingsambtenaar heeft het daartegen gerichte bezwaar van belanghebbende bij beslissing van 12 augustus 2022 ongegrond verklaard en de door belanghebbende bestreden beschikking invorderingsrente gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. De invorderingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] , verbonden aan de Kenniskern Finance en Control van belanghebbende en [naam 2] namens de invorderingsambtenaar. Na de zitting heeft de rechtbank van beide partijen een nader stuk ontvangen. Met betrekking tot het stuk van belanghebbende was dat overeenkomstig hetgeen is besproken tijdens de zitting. Voor het stuk van de invorderingsambtenaar ligt dat anders. Daarop gaat de rechtbank hierna nader in. De beide stukken zijn als bijlage bij deze uitspraak gevoegd.

1.6.

Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld ernaar te streven om binnen zes weken uitspraak te doen en partijen te informeren indien dit langer zou duren. De rechtbank heeft de termijn van zes weken niet gehaald en partijen daarover geïnformeerd. Uiteindelijk heeft het doen van deze uitspraak meer tijd gevergd dan de kwaliteitsstandaarden van de rechtbank indiceren. De rechtbank betreurt het lange tijdverloop.

Oordeel van de rechtbank

2.

2.1.

De rechtbank beoordeelt de rechtsmatigheid van de beschikking invorderingsrente van € 10.147. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

2.2.

De rechtbank is van oordeel dat, alles afwegend, het gelijk aan de zijde van belanghebbende is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

2.3.

Voorafgaand aan de onderbouwing van het oordeel over het inhoudelijke geschil, heeft de rechtbank nog te beslissen over de nadere stukken zoals hiervoor al benoemd. Het nadere stuk dat van belanghebbende is ontvangen, wordt tot de gedingstukken gerekend omdat het stuk overeenkomt met hetgeen is besproken tijdens de zitting en belanghebbende zich heeft onthouden van het meezenden/toevoegen van (nadere) toelichting. Het nadere stuk van de invorderingsambtenaar wordt niet tot de gedingstukken gerekend. De reden daarvoor is dat de invorderingsambtenaar eenzijdig tot indiening heeft besloten en het stuk een juist wel een inhoudelijke reactie op het verhandelde ter zitting betreft. Daartoe is na het sluiten van het onderzoek, gelet op de ter zitting gemaakte afspraken, geen ruimte meer. Daarom wordt het nadere stuk van de invorderingsambtenaar buiten de beoordeling gelaten. In het geschrevene ziet de rechtbank ook geen aanleiding om het vooronderzoek of het onderzoek ter zitting te heropenen. Het stuk blijft qua inhoud dus buiten beschouwing, maar zal wel deel uitmaken van het dossier ten behoeve van eventuele toetsing van deze procesbeslissing in hoger beroep.

Feiten

“Uitstel van betaling

Aanslagbiljetnummer [aanslagnummer 2]

Toepassing van het wettelijk kader op de feiten

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep

Bijlage bij uitspraak