Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2292, 22/5549

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2292, 22/5549

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 april 2024
Datum publicatie
12 april 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2292
Zaaknummer
22/5549
Relevante informatie
Art. 27e AWR, Art. 27h AWR, Art. 25 AWR, Art. 28 AWR

Inhoudsindicatie

22/5549 en 22/5550. IB.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrechtzaaknummers: BRE 22/5549 en 22/5550

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 25 november 2022.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.339 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 124, waarbij gelijktijdig bij beschikking € 2.016 aan belastingrente in rekening is gebracht. Tevens is voor het jaar 2017 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 45.339, waarbij gelijktijdig bij beschikking € 143 aan belastingrente in rekening is gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend, waarop de inspecteur de rechtbank schriftelijk heeft gevraagd dit stuk tardief te verklaren, dan wel de zitting uit te stellen. De rechtbank heeft, mede gelet op de omstandigheid dat bij behandeling ter zitting bleek dat de inspecteur het stuk had gelezen en er op kon reageren, geen aanleiding gezien het nadere stuk tardief te verklaren. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om over te gaan tot verdaging van de geplande zitting, dit gelet op de belangen gediend bij een efficiënte rechtsgang en de reeds verstreken duur van de procedure.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en drs. [inspecteur 2] . Van hetgeen op de zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de rechtbank een afschrift naar partijen heeft verzonden.

1.5.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de inspecteur in de gelegenheid te stellen om te reageren op, in ieder geval, de post oninbare debiteuren. Na binnenkomst van deze reactie heeft belanghebbende, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, daarop gereageerd.

1.6.

Op 1 februari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

1.7.

De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep