Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-04-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2066, BRE 24/1571 en 24/1572
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-04-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2066, BRE 24/1571 en 24/1572
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 april 2025
- Datum publicatie
- 28 april 2025
- Zaaknummer
- BRE 24/1571 en 24/1572
- Relevante informatie
- Art. 13bis Wet LB, Art. 67c AWR, Art. 4:17 Awb
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen loonheffingen 2019 en 2020 bijtelling privegebruik auto. Achteraf opgestelde rittenregistratie. Beroepen ongegrond. Matiging verzuimboeten met 5% vanwege undue delay.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/1571 en 24/1572
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: mr. J.H. Buys),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 8 december 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd over het tijdvak 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (2019) en over het tijdvak 1 januari 2020 tot en met 7 oktober 2020 (2020) naar een te betalen bedrag van respectievelijk € 15.058 en € 11.203 (de naheffingsaanslagen).
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslagen heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 292 over het tijdvak 2019 en € 141 over het tijdvak 2020 (de belastingrentebeschikkingen) en verzuimboetes opgelegd van respectievelijk € 3.976 en € 3.000 (de boetebeschikkingen).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].
Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand ter zitting verschenen. De griffier heeft op 3 december 2024 in het digitaal dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende en diens gemachtigde zijn uitgenodigd om op de zitting van 27 februari 2025 te verschijnen. De gemachtigde heeft de rechtbank op 12 februari 2025 verzocht om verdaging van de zitting. Daaruit blijkt dat de rechtbank het bericht van 3 december 2024 door gemachtigde is ontvangen. De rechtbank heeft het verdagingsverzoek afgewezen. (zie ook onder 4).