Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2193, BRE - 24 _ 4454 en 24 _ 4455
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-04-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2193, BRE - 24 _ 4454 en 24 _ 4455
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 april 2025
- Datum publicatie
- 25 april 2025
- Zaaknummer
- BRE - 24 _ 4454 en 24 _ 4455
- Relevante informatie
- Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 1 EP EVRM
Inhoudsindicatie
Voorlopige aanslagen IB/PVV 2021 en 2022, box 3
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/4454 en 24/4455
[belanghebbende] , uit [plaats 1] (Zweden), belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 22 maart 2024.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2021 opgelegd naar een verlies uit werk en woning van € 710 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.423. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 15 belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2022 opgelegd naar een verlies uit werk en woning van € 138 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.793. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur € 15 belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft verzocht om herziening van de voorlopige aanslagen IB/PVV 2021 en 2022 en de bijbehorende belastingrentebeschikkingen. De inspecteur heeft de herzieningsverzoeken bij beslissing van 10 november 2023 afgewezen. De inspecteur heeft de herzieningsverzoeken ook opgevat als bezwaren tegen de voorlopige aanslagen IB/PVV 2021 en 2022 en deze bezwaren bij uitspraken op bezwaar van 10 november 2023 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft op 4 december 2023 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de herzieningsverzoeken. De inspecteur heeft op 13 februari 2024 een ingebrekestelling van belanghebbende ontvangen vanwege het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaren.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 22 maart 2024 de bezwaren van belanghebbende tegen de afwijzing van de herzieningsverzoeken ongegrond verklaard. Bij beschikking van 29 maart 2024 heeft de inspecteur aan belanghebbende een dwangsom toegekend van € 672 omdat niet-tijdig op de bezwaren is beslist.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur mr. drs. [inspecteur 1] en [inspecteur 2]. Belanghebbende is met kennisgeving aan de rechtbank niet verschenen.