Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-04-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2537, BRE 23/12255, BRE 24/1626, BRE 24/4214 en BRE 24/4829
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-04-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2537, BRE 23/12255, BRE 24/1626, BRE 24/4214 en BRE 24/4829
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 28 april 2025
- Datum publicatie
- 2 mei 2025
- Zaaknummer
- BRE 23/12255, BRE 24/1626, BRE 24/4214 en BRE 24/4829
- Relevante informatie
- Art. 7.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Nederland mag heffen over de pensioeninkomsten op grond van artikel 18, lid 2, van het belastingverdrag Nederland-Portugal. Portugese NHR-regeling.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/12255, BRE 24/1626, BRE 24/4214 en BRE 24/4829
[belanghebbende] , uit [plaats] (Portugal), belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R.C. van Horik),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 29 november 2023, 21 december 2023, 21 maart 2024 en 19 april 2024.
De inspecteur heeft voor de jaren 2017 tot en met 2020 aan belanghebbende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar (onder meer) een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 123.829 (2017), van € 185.247 (2018), van € 174.656 (2019) en van € 183.908 (2020).
Belanghebbende heeft met betrekking tot het jaar 2017 verzocht om een ambtshalve herziening van de aanslag en voor wat betreft de overige jaren heeft hij bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslagen. De inspecteur heeft het verzoek om ambtshalve herziening van de aanslag IB/PVV 2017 afgewezen, het bezwaar daartegen en de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV 2019 en 2020 ongegrond verklaard. Het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2018 heeft de inspecteur gegrond verklaard. Het belastbaar inkomen uit werk en woning voor dat jaar heeft hij verminderd tot € 178.537.
De rechtbank heeft de beroepen op 1 april 2025 gezamenlijk op zitting behandeld. Hieraan hebben namens belanghebbende deelgenomen: gemachtigde en [naam] LLM. Namens de inspecteur hebben deelgenomen: mr. drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] .
Van hetgeen ter zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.