Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-07-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:4201, 24/3241
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-07-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:4201, 24/3241
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 juli 2025
- Datum publicatie
- 23 juli 2025
- Zaaknummer
- 24/3241
- Relevante informatie
- Art. 16 AWR, Art. 67e AWR, Art. 6:11 Awb, Art. 8:75 Awb
Inhoudsindicatie
Navorderingsaanslagen IB/PVV, nieuw feit, zakelijkheid kosten
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/3241 en 24/3242
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. H.P. Mulder),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 8 februari 2024.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:
- voor het jaar 2019 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.741 alsmede de bij gelijktijdige beschikking opgelegde vergrijpboete van € 279 en in rekening gebrachte belastingrente van € 279.
- voor het jaar 2020 een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.994 alsmede de bij gelijktijdige beschikking opgelegde vergrijpboete van € 1.089 en in rekening gebrachte belastingrente van € 369.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en haar gemachtigde en namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] en mr. [inspecteur 4] .