Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-07-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:4213, BRE 24 24/5548 en 24/5549
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-07-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:4213, BRE 24 24/5548 en 24/5549
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 3 juli 2025
- Datum publicatie
- 8 juli 2025
- Zaaknummer
- BRE 24 24/5548 en 24/5549
- Relevante informatie
- Art. 9 AWR, Art. 67a AWR
Inhoudsindicatie
Verzuimboete IB 2022. Detentie. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/5548 en 24/5549
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 11 juni 2024.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 4.375. Gelijktijdig met de vaststelling heeft de inspecteur een verzuimboete van € 385 opgelegd (de boetebeschikking).
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 4.375. Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 11 rente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand ter zitting verschenen. De griffier heeft belanghebbende bij aangetekende brief, verzonden op 11 april 2025 aan belanghebbende op het adres [adres] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 12 april 2025 aan belanghebbende op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.