Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:5701, BRE 23/3950 en 23/3951
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-08-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:5701, BRE 23/3950 en 23/3951
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2025
- Datum publicatie
- 2 september 2025
- Zaaknummer
- BRE 23/3950 en 23/3951
- Relevante informatie
- Art. 2 Wet OB 1968, Art. 15 lid 1 onderdeel a Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen omzetbelasting, aftrek van voorbelasting, advieskosten, beroepen ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3950 en 23/3951
[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R.H.M. van Thiel),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 20 juni 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de tijdvakken gelegen in de perioden 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 (2015-2018) een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (OB) opgelegd van € 33.651. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag OB 2015-2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende bij beschikking € 4.109 belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de tijdvakken gelegen in de perioden 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019 een naheffingsaanslag OB opgelegd van € 6.886. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag OB 2018-2019 heeft de inspecteur aan belanghebbende bij beschikking € 596 belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] . Namens de inspecteur hebben deelgenomen: mr. drs. [inspecteur 1] , mr. drs. [inspecteur 2] , mr. [inspecteur 3] , mr. [inspecteur 4] en mr. [inspecteur 5] .
De beroepen met zaaknummers 23/3944 tot en met 23/3949 en 23/3952 tot en met 23/3955 zijn gelijktijdig behandeld. Ter zitting is overeengekomen dat alle stukken die zijn ingediend in de verschillende zaken, geacht worden te zijn ingediend in de dossiers van alle zaken.
Van hetgeen op de zitting is besproken, is een proces-verbaal opgemaakt waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.