Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-10-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7179, 24/5787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-10-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7179, 24/5787

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
23 oktober 2025
Datum publicatie
30 oktober 2025
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:7179
Zaaknummer
24/5787
Relevante informatie
Art. 3.8 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 24/5787

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 28 juni 2024.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 863.

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende deels gegrond verklaard.

1.3.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend waarvan een afschrift naar belanghebbende is verzonden. Belanghebbende heeft als reactie daarop op 22 november 2024 een nader stuk ingediend waarvan een afschrift aan de inspecteur is verzonden.

1.4.

Belanghebbende is op 21 mei 2025 door de griffier uitgenodigd om op de zitting te verschijnen op 15 juli 2025. Belanghebbende heeft bij brief van 26 mei 2025, door de rechtbank ontvangen op 28 mei 2025, verzocht om uitstel van de zitting wegens verblijf in het buitenland en daarbij aangegeven dat zij na 1 augustus 2025 weer beschikbaar is. Dit verdagingsverzoek is toegewezen.

1.5.

De griffier heeft belanghebbende vervolgens op 3 juli 2025 schriftelijk uitgenodigd om op de zitting van 11 september 2025 te verschijnen om 9.30 uur. Op 29 juli 2025 heeft de griffier belanghebbende schriftelijk laten weten dat het tijdstip voor de zitting op 11 september 2025 is gewijzigd naar 11.00 uur. Belanghebbende heeft de griffier bij brief van 8 augustus 2025, ontvangen op 13 augustus 2025, bericht dat zij op 11 september 2025 is verhinderd en verzocht om een andere zittingsdatum. Zij heeft daarbij aangegeven dat zij de komende periode tot eind januari 2026 alleen op maandagen beschikbaar is om naar de rechtbank te komen.

1.6.

De griffier heeft het verdagingsverzoek bij brief van 20 augustus 2025 afgewezen en daarin opgenomen:

(…)

“U heeft in uw verdagingsverzoek van 26 mei 2025 voor de eerder geplande zaken met nummer 24/5786 en 24/5787 voor de zitting van 15 juli 2025 aangegeven dat u na 1 augustus 2025 weer beschikbaar bent en verzocht om een zittingsdatum ná 1 augustus 2025.

De rechtbank heeft de zaken daarom doorgepland, rekening houdend met uw verzoek en ook rekening houdend met een voorbereidingstijd zoals door u verzocht.

De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om uw verdagingsverzoek voor de zitting van 11 september a.s. toe te wijzen.

(…)

1.7.

De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] namens de inspecteur. Belanghebbende was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep