Home

Raad van State, 15-02-2006, AV1782, 200505838/1

Raad van State, 15-02-2006, AV1782, 200505838/1

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
15 februari 2006
Datum publicatie
15 februari 2006
ECLI
ECLI:NL:RVS:2006:AV1782
Zaaknummer
200505838/1

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 26 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) de op 5 augustus 1994 vastgestelde en uitbetaalde subsidie van ƒ 275.000,00 (€ 124.789,56) voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan elf particuliere huurwoningen verlaagd met vijfenzeventig procent en een bedrag van ƒ 206.250,00 (€ 93.592,17) teruggevorderd.

Uitspraak

200505838/1.

Datum uitspraak: 15 februari 2006

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats] [land],

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2432 van de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2005 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) de op 5 augustus 1994 vastgestelde en uitbetaalde subsidie van ƒ 275.000,00 (€ 124.789,56) voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan elf particuliere huurwoningen verlaagd met vijfenzeventig procent en een bedrag van ƒ 206.250,00 (€ 93.592,17) teruggevorderd.

Bij besluit van 28 april 2004 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 mei 2005, verzonden op 3 juni 2005, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 juli 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 4 augustus 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.V.A. Jonker, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Hijden, en P.A.M. Limonard, beiden ambtenaar bij de gemeente Amsterdam, zijn verschenen.

2.    Overwegingen

2.1.    Ingevolge artikel 5, aanhef en onder c, van de subsidievoorwaarden nieuwbouw en verbetering 1992 (hierna: subsidievoorwaarden), die als bijlage bij het Raamraadsbesluit nieuwbouw en verbetering 1992 zijn gevoegd, voor zover hier van belang, kan het college op grond van deze bijlage geldelijke steun verlenen voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen.

   Ingevolge artikel 86, eerste lid, aanhef en onder a, van de subsidievoorwaarden verleent het college slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat de eigenaar het onroerend goed niet onder bijzondere titel in eigendom overdraagt binnen tien jaren na het gereedkomen van de werkzaamheden.

   Ingevolge artikel 86, tweede lid, van de subsidievoorwaarden kan bij overtreding van de voorwaarden gesteld in het eerste lid, terugvordering van de bijdrage-ineens plaatsvinden of een boete worden opgelegd conform het gestelde in artikel 88. De eigenaar dient de overtreding terstond te melden aan het college.

   Ingevolge artikel 88, derde lid, van de subsidievoorwaarden, voor zover hier van belang, wordt bij het niet naleven van de in artikel 86 opgenomen meldingsplicht van overtredingen ongeacht het aantal verstreken jaren vijfenzeventig procent van de verstrekte bijdrage-ineens teruggevorderd.

   Ingevolge artikel 88, zesde lid, van de subsidievoorwaarden, voor zover hier van belang, kan het college vanwege bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van artikel 86 achterwege laten.

2.2.    Het college heeft bij besluit van 26 november 2003 van de op 5 augustus 1994 vastgestelde en uitbetaalde subsidie voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan elf particuliere huurwoningen van appellante vijfenzeventig procent teruggevorderd, omdat uit het gemeentelijk kadaster is gebleken dat appellante de woningen waarvoor bijdragen zijn verstrekt op 16 mei 2002, en derhalve binnen tien jaren nadat de werkzaamheden daaraan gereed zijn gekomen, onder bijzondere titel in eigendom heeft overgedragen, zonder hiervan melding te doen aan het college. Bij besluit van 28 april 2004 heeft het college dit besluit gehandhaafd.

2.3.    Het betoog van appellante dat de rechtbank heeft miskend dat de melding van de overtreding van artikel 86 wel degelijk is geschied, slaagt niet. Appellante kan weliswaar worden gevolgd in haar betoog dat uit de subsidievoorwaarden niet zonder meer voortvloeit dat de melding als bedoeld in artikel 86, tweede lid, schriftelijk dient te geschieden, dat neemt echter niet weg dat sprake dient te zijn van een melding waaruit voldoende duidelijk blijkt welke woningen waarvoor subsidie was verstrekt, op welk moment in eigendom zijn dan wel zullen worden overgedragen. De enkele mededeling van de makelaar van appellante aan een ambtenaar dat appellante het voornemen heeft panden te verkopen, alsook het inwinnen van informatie met betrekking tot de hoogte van het terug te betalen subsidiebedrag ingeval van eigendomsoverdracht binnen tien jaren, kan niet als een zodanige melding worden aangemerkt. Niet gebleken is voorts dat door of namens het college mededelingen zijn gedaan waaraan appellante het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat hetgeen in de telefoongesprekken door haar makelaar naar voren is gebracht, volstond.

2.4.    Het betoog van appellante dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 88, derde lid, van de subsidievoorwaarden dwingend voorschrijft dat bij overtreding van de meldingsplicht vijfenzeventig procent van het verstrekte subsidiebedrag wordt teruggevorderd, slaagt evenmin. Deze bepaling laat geen ruimte aan het college van terugvordering af te zien. De rechtbank heeft terecht artikel 88, zesde lid, van de subsidieverordening aangemerkt als een hardheidsclausule. Zij heeft ook getoetst of het college in redelijkheid toepassing van de hardheidsclausule achterwege heeft kunnen laten. Voor zover het betoog van appellante zich daartegen richt, faalt het evenzeer. Dat appellante, naar zij stelt, niet bekend was met de meldingsplicht en ook niet de opzet had de eigendomsoverdracht van de woningen te verzwijgen, heeft de rechtbank terecht niet aangemerkt als bijzondere omstandigheden die het college noopten de strikte toepassing van artikel 86 achterwege te laten. Het was aan appellante als subsidieontvanger zich op de hoogte te stellen van de voorwaarden die aan de subsidie waren verbonden. Temeer nu in de beschikking tot subsidieverlening uitdrukkelijk naar deze voorwaarden is verwezen.

   Dat appellante haar belangen door een makelaar heeft laten behartigen, kan aan het vorenoverwogene niet afdoen, nu diens handelen voor rekening van appellante komt.

2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.    Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Groenendijk

Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006

362.