Raad van State, 09-02-2011, BP3655, test
Raad van State, 09-02-2011, BP3655, test
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 9 februari 2011
- Datum publicatie
- 9 februari 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2011:BP3655
- Zaaknummer
- test
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 19 maart 2010, voor zover hier van belang, heeft het college locatie OS.02, gelegen op de hoek van de Sleedoornweg en de Daslookweg, aangewezen als plaats voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer) ten behoeve van de bewoners van de Bosrankweg 1 en 3, Daslookweg 1, 3 tot en met 12 en 14 en Sleedoornweg 2, 4, 6 en 8 in de wijk Oosterduin te Haarlem.
Uitspraak
201008433/1/M1.
Datum uitspraak: 19 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2010, voor zover hier van belang, heeft het college locatie OS.02, gelegen op de hoek van de Sleedoornweg en de Daslookweg, aangewezen als plaats voor een ondergrondse inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: ondergrondse afvalcontainer) ten behoeve van de bewoners van de Bosrankweg 1 en 3, Daslookweg 1, 3 tot en met 12 en 14 en Sleedoornweg 2, 4, 6 en 8 in de wijk Oosterduin te Haarlem.
Bij besluit van 3 augustus 2010, verzonden op diezelfde dag, heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de rechtbank Haarlem ingekomen op 27 augustus 2010 en doorgezonden naar de Raad van State, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 december 2010, waar [appellanten], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A.C. Timmer-van der Hoeven en B. Koster, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2009 van de gemeente Haarlem kan het college aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.
Ingevolge artikel 5, zevende lid, mag de loopafstand maximaal 125 meter bedragen waar een inzamelvoorziening of clusterplaats voor huishoudelijk restafval en/of groente-, fruit- en tuinafval aanwezig is nabij een perceel. Het college kan in bijzondere gevallen, zoals praktische belemmeringen in verband met de verkeersveiligheid, de bereikbaarheid van de inzamelvoorziening door het inzamelvoertuig, de aanwezigheid van kabels en leidingen en andere objecten in de openbare ruimte, besluiten dat de afstand tussen de inzamelvoorziening bestemd voor restafval en/of groente-, fruit- en tuinafval, en de desbetreffende percelen meer dan 125 meter bedraagt.
2.1.1. Ten behoeve van de locatiekeuze voor ondergrondse afvalcontainers in Haarlem heeft het college de nota "Procedure invoering ondergrondse inzameling restafval" (hierna: de nota) vastgesteld.
Volgens de nota dient bij de plaatsing van de ondergrondse afvalcontainer rekening te worden gehouden met een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden betreffen loopafstand, bereikbaarheid, verkeersveiligheid, ondergrondse obstakels, parkeerplaatsen, bomen, inpassing in de openbare ruimte en overige ruimtelijke aspecten. De nota vermeldt over de verschillende randvoorwaarden, kort samengevat, het volgende. De container moet voor zowel de inzamelaar als voor de gebruiker voldoende bereikbaar en toegankelijk zijn en op een veilige wijze kunnen worden bereikt. Bij het bepalen van de locaties dient de ondergrond te worden onderzocht op de aanwezigheid van obstakels, zoals kabels en leidingen. De mogelijkheid tot het omleggen van dergelijke kabels en leidingen wordt betrokken bij de locatiekeuze en afgewogen tegen het kostenaspect. De mogelijkheid tot parkeren dient zoveel mogelijk gerespecteerd te worden en aantasting van het groen dient te worden beperkt. Een laatste randvoorwaarde is dat de situering van de ondergrondse afvalcontainer in beginsel moet passen binnen het straatbeeld. Daarbij dienen containers zoveel mogelijk buiten eventuele zichtlijnen met woningen te worden geplaatst. Met betrekking tot de afstand tussen een container en de voorgevel van een woning dient een minimumafstand van drie meter te worden gehanteerd.
2.2. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met de aanwijzing van de locatie nummer OS.02.
2.3. [appellanten] betogen dat de aanvankelijk aangewezen locatie nummer OS.01 bij de parkeerplaats in de wijk, nabij de Professor van Gilseschool achter aan de Daslookweg, geschikter is.
2.3.1. De door [appellanten] voorgestelde lo