Raad van State, 01-07-2013, ECLI:NL:RVS:2013:248, --
Raad van State, 01-07-2013, ECLI:NL:RVS:2013:248, --
Gegevens
- Instantie
- Raad van State
- Datum uitspraak
- 1 juli 2013
- Datum publicatie
- 10 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2013:248
- Zaaknummer
- --
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 7 mei 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Uitspraak
201301456/2/V4.
Datum uitspraak: 1 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, (hierna: de rechtbank) van 17 januari 2013 in zaak nr. 12/17714 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2012 heeft de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 17 januari 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
Bij besluit 29 maart 2013 heeft de staatssecretaris een opvolgende aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling beroep ingesteld. Voorts heeft de vreemdeling de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 19 april 2013 heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard van dat verzoek kennis te nemen en het verzoek doorgezonden aan de Afdeling.
Overwegingen
1. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in de procedure over het besluit van 29 maart 2013 is bij de voorzieningenrechter ingediend hangende het hoger beroep in de procedure over het besluit van 7 mei 2012. Onder deze omstandigheden is de voorzitter, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2013 in zaak nr. 201103977/1/V1, bij uitsluiting bevoegd om het bij de voorzieningenrechter ingediende verzoek in behandeling te nemen.
2. Het verzoek is erop gericht te voorkomen dat de vreemdeling wordt uitgezet.
3. De enkele omstandigheid dat het besluit van 29 maart 2013 voor uitvoering vatbaar is en aan de vreemdeling een maatregel van bewaring is opgelegd, levert geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb op. Bij dit oordeel is betrokken dat op dit moment niet duidelijk is dat en zo ja, op welke termijn uitzetting zal plaatsvinden. Indien de uitzetting van de vreemdeling daadwerkelijk wordt geeffectueerd, gaat de voorzitter er van uit dat - de gemachtigde van - de vreemdeling hierover tijdig zal worden geïnformeerd.
4. Het verzoek zal reeds daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.B.M. Hent, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.
w.g. Hent w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2013
574-603.