Home

Raad van State, 05-07-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1775, 201608982/1/A2

Raad van State, 05-07-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1775, 201608982/1/A2

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
5 juli 2017
Datum publicatie
5 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1775
Zaaknummer
201608982/1/A2

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 22 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellant] om herziening van de vastgestelde huur- en zorgtoeslag voor de berekeningsjaren 2006 en 2007 afgewezen.

Uitspraak

201608982/1/A2.

Datum uitspraak: 5 juli 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 september 2016 in zaak nr. 15/8323 in het geding tussen:

[appellant]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het verzoek van [appellant] om herziening van de vastgestelde huur- en zorgtoeslag voor de berekeningsjaren 2006 en 2007 afgewezen.

Bij besluit van 23 november 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 29 september 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Het proces-verbaal van deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 juni 2017, waar [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door drs. J.G.C. van de Werken, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    [appellant] heeft voor de jaren 2006 en 2007 huur- en zorgtoeslag aangevraagd. In 2008 zijn de toeslagen voor het berekeningsjaar 2006 definitief vastgesteld op nihil. Bij besluit van 30 januari 2009 is de huurtoeslag voor het berekeningsjaar 2007 definitief vastgesteld op nihil. Bij besluit van 7 juli 2009 is de zorgtoeslag voor 2007 definitief vastgesteld op € 302,00. Deze besluiten zijn in rechte onaantastbaar geworden. Bij brief van 17 april 2015 heeft [appellant] verzocht deze beslissingen te herzien. Bij het besluit van 22 juni 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen dit verzoek afgewezen, omdat [appellant] geen nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangedragen. Bij het besluit van 23 november 2015 heeft de dienst het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit te laat is ingediend.

De aangevallen uitspraak

2.    De rechtbank heeft overwogen dat tot en met 3 augustus 2015 bezwaar kon worden gemaakt tegen het besluit van 22 juni 2015. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaarschrift op 8 oktober 2015 - en niet, zoals in het besluit van 23 november 2015 is vermeld, op 15 oktober 2015 - ontvangen. De rechtbank heeft verder in de feiten en omstandigheden die [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding gezien voor het oordeel dat hij niet in verzuim is geweest.

Het hoger beroep

3.    [appellant] betoogt dat het oordeel dat het bezwaarschrift te laat is ingediend onjuist is. Hij voert aan dat hij op het zelfde moment te maken had met twee afdelingen van de Belastingdienst. Op 4 september 2015 kreeg hij een brief van de Belastingdienst over de inkomstenbelasting. Hij heeft toen meteen gebeld met een medewerkster van de Belastingdienst die vroeg met zijn accountant te spreken. Die medewerkster heeft na diens vakantie met de accountant gesproken. Vervolgens heeft de accountant op naam van [appellant] het bezwaarschrift, dat is gedateerd op 30 september 2015, opgesteld. Omdat het bezwaarschrift verkeerd was geadresseerd is het naar hem teruggezonden. Vervolgens heeft hij het naar het juiste adres gezonden.

3.1.    De door [appellant] in hoger beroep geschetste feiten en omstandigheden kunnen niet leiden tot het oordeel dat hij niet in verzuim is geweest. Deze feiten en omstandigheden hebben betrekking op de periode vanaf 4 september 2015. Op dat moment was de termijn voor het indienen van bezwaar al een maand verstreken. Alleen al daarom kan hetgeen [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd niet rechtvaardigen waarom hij de termijn voor het indienen van bezwaar heeft overschreden.

    Het betoog faalt.

4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, griffier.

w.g. Van den Broek    w.g. Lodder

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2017

17.