NTFR 2009/2601 - Reactie op opinie 'Zielige overblijfselen' van mr. R.A.V. Boxem in NTFR van 26 november 2009

NTFR 2009/2601 - Reactie op opinie 'Zielige overblijfselen' van mr. R.A.V. Boxem in NTFR van 26 november 2009

dJD
dr. J. DoornebalVerbonden aan het Bureau Vaktechniek van Ernst & Young Belastingadviseurs LLP te Rotterdam.
Bijgewerkt tot 10 december 2009

Met verontwaardiging hebben wij kennis genomen van de opinie van mr. R.A.V. Boxem in NTFR van 26 november 2009. In deze opinie verdedigt de heer Boxem het standpunt dat kerkelijke instellingen geen algemeen nut beogen. De vraag of dit al dan niet het geval is, dient bij de toepassing van de fiscale wetgeving te worden beantwoord omdat aan de status van algemeen nut beogende instelling een aantal faciliteiten is verbonden. Op zichzelf beschouwd is er dan ook geen bezwaar tegen om over het juiste antwoord op deze vraag van gedachten te wisselen. Waartegen wij wel ernstige bezwaren hebben, is de wijze waarop de heer Boxem zijn standpunt heeft gemeend te moeten verwoorden. Wij zijn ervan overtuigd dat hij daardoor niet alleen ons, maar ook veel andere lezers diep heeft gekwetst en – erger nog – ook bewust heeft willen kwetsen.

Onze bezwaren toegelicht

1. Hoewel de heer Boxem erkent dat kerkelijke instellingen veel goeds doen, stelt hij zich op het standpunt dat zij geen algemeen nut beogen. Om dit laatste aannemelijk te maken, neemt hij zijn toevlucht tot het bespottelijk maken van religies in het algemeen en van het christelijk geloof in het bijzonder. Hij schrikt er niet voor terug om daarbij gebruik te maken van soms ronduit godslasterlijke citaten. Wij willen een krachtig protest laten horen tegen de door hem geschetste karikatuur van het christelijk geloof en zijn belijders. Het is hier de plaats niet om alle door de heer Boxem geuite aantijgingen inhoudelijk te weerleggen. Wel wijzen wij erop dat hij door zijn geschrijf velen diep gekwetst heeft door op vileine wijze de spot te drijven met zaken die voor hen heilig zijn. Hierdoor heeft hij het respect dat in de maatschappij jegens andersdenkenden past met voeten getreden. Dat hij zich bewust is geweest van het feit dat velen zich door zijn opinie gekwetst zouden voelen blijkt duidelijk uit de tekst onder het kopje ‘Onnodig’. Dit maakt de zaak des te erger.

2. Ook vanuit fiscaaltechnisch punt valt er het nodige op de opinie van de heer Boxem aan te merken. Onder het kopje ‘Goed en kwaad’ merkt hij op: ‘Kerkelijke instellingen worden niet fiscaal geprivilegieerd omdat ze goede dingen doen, kerkelijke instellingen worden fiscaal geprivilegieerd omdat ze kerkelijk zijn.’ en onder het kopje ‘Dynamiet’: ‘(...) dat het de vraag wat een kerkelijke instelling is in handen legt van rechters.’ Bij deze opmerkingen plaatsen wij twee kanttekeningen. In de eerste plaats is in HR 7 november 2003, nr. 38 049, NTFR 2003/1886, beslist dat een kerkelijke instelling niet als zodanig een algemeen nut beogende instelling is, maar alleen indien haar werkzaamheden (tenminste) ongeveer in gelijke mate het algemene belang en een particulier belang dienen (zie ook HR 13 juli 1994, nr. 29 936, BNB 1994/280). Dit betekent dat de eerstgenoemde opmerking (reeds) onder huidig recht onjuist is. In de tweede plaats wijzen wij erop dat kerkelijke instellingen met ingang van 1 januari 2010 niet meer expliciet worden genoemd in de omschrijving van algemeen nut beogende instellingen in art. 6.33, eerste lid, onderdeel b, Wet IB 2001. Dit betekent dat kerkelijke instellingen met ingang van die datum alleen als algemeen nut beogende instelling worden aangemerkt als zij voor tenminste 90% het algemeen belang dienen. Hierdoor verliest ook de laatstgenoemde opmerking over enkele weken iedere betekenis. Door deze ondeugdelijke fiscaaltechnische onderbouwing van de opinie wordt de fiscale positie van kerkelijke instellingen gunstiger voorgesteld dan deze in werkelijkheid is, hetgeen de (mede daarop gebaseerde) aanval op het christelijk geloof en zijn belijders des te schrijnender maakt.

3. Gezien het voorgaande betreuren wij het zeer dat de redactie van NTFR de publicatie van de opinie in deze bewoordingen heeft toegestaan. Het feit dat de redactie ervoor heeft gekozen om auteurs van een opinie de vrije hand te geven bij de keuze van een onderwerp en bij de invulling daarvan ontslaat haar niet van de plicht om te voorkomen dat opinies worden gepubliceerd waarin de grenzen van het betamelijke worden overschreden. Bovendien is NTFR een fiscaal vaktijdschrift en daarin behoren controversiële niet-fiscale opinies als de onderhavige niet thuis.

4. Het heeft ons verbaasd dat zijn functie als raadsheer in het Gerechtshof te Arnhem voor de heer Boxem geen reden is geweest om deze aanval op het christelijk geloof en zijn belijders achterwege te laten. Niemand zal immers betwisten dat een rechter bij uitingen in het openbaar een zekere mate van voorzichtigheid dient te betrachten. Het behoeft geen betoog dat in het onderhavige geval de grenzen van de in acht te nemen voorzichtigheid verre zijn overschreden, ook al is boven de opinie vermeld dat deze op persoonlijke titel is geschreven. Naar onze mening doet het optreden van de heer Boxem afbreuk aan het vertrouwen in de onafhankelijkheid van de rechter.

Tot slot

De heer Boxem beweert dat kerkelijke instellingen geen algemeen nut zouden beogen. Wij menen en geloven dat het tegendeel waar is. De kerk van Jezus Christus heeft een boodschap voor een wereld die verzonken ligt in zonde en ellende: ‘Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.’ (Johannes 3:16) Overal waar deze boodschap wordt verkondigd, wordt het algemeen belang gediend. In optima forma.

Drs. I.J.M. Allemekinders-Pols

Senior Manager Tax, Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Mr. D.G. Barmentlo

verbonden aan de Fiscale Procesgroep van KPMG Meijburg & Co

Mr. dr. A.C.P. Bobeldijk

Tax Partner Loyens & Loeff NV, tevens verbonden aan de disciplinegroep fiscaal recht van de Universiteit Utrecht

Mr. W. van den Brink

Senior Manager Tax, Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Mr. A. Brussé

partner bij Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Mr. J.H. Doeven

werkzaam bij de Belastingdienst

Dr. J. Doornebal

verbonden aan het Bureau Vaktechniek van Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Mr. C.G. Dijkstra

partner bij Visser & Visser Belastingadviseurs B.V., tevens docent belastingrecht aan de Radboud Universiteit te Nijmegen

A. van Eijsden

werkzaam bij het Ministerie van Financiën

Mr. J.A.R van Eijsden

partner bij Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Drs. H.M. Guiljam

cassatiemedewerker Ministerie van Financiën

Mr. M.J. Hamer

verbonden aan Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Drs. A.W. Hofman

belastingadviseur bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV en aldaar verbonden aan het Wetenschappelijk Bureau

Dr. J.W.J. de Kort

verbonden aan de sectie Bedrijfseconomie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam

H.M. Koster

werkzaam bij het Ministerie van Financiën

P.B. Kranendonk MSc

belastingadviseur bij De Graaf + Plaisier accountants en belastingadviseurs

J. Kroon

werkzaam bij het Ministerie van Financiën

Mr. J. Lagerwerf

partner bij De Graaf + Plaisier accountants en belastingadviseurs

J.W.J. Martens

verbonden aan Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Drs. IJ. de Nies

verbonden aan Ernst & Young Belastingadviseurs LLP, tevens docent fiscale economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

Mr. H. de Ruijter

partner bij Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Mr. M.L.A. van Rij

partner bij Ernst & Young Belastingadviseurs LLP

Mr. M. Visscher

verbonden aan Elferink & Co Accountants

Drs. W.G. van Vliet

werkzaam bij PricewaterhouseCoopers Belastingadviseurs NV

Mr. R.J.B. Wijs

Tax Partner Loyens & Loeff NV

Andere artikelen in deze aflevering