NTFR 2021/2141 - Bewindslieden Rutte en Kaag, beëindig de hypotheekrenteaftrek! Dit is het momentum.

NTFR 2021/2141 - Bewindslieden Rutte en Kaag, beëindig de hypotheekrenteaftrek! Dit is het momentum.

pmGM
prof. mr. G.T.K. MeussenProf.mr. G.T.K. Meussen is hoogleraar belastingrecht Radboud Universiteit Nijmegen en als wetenschappelijk adviseur verbonden aan BDO Belastingadviseurs te Tilburg.
Bijgewerkt tot 8 juli 2021

Op dit moment schrijven de demissionaire bewindslieden Rutte en Kaag aan een regeerakkoord. We zullen zien welke politieke partijen zich bij dit regeerakkoord zullen aansluiten, om zo een regering te gaan vormen. Alles wijst erop dat het nog een moeizaam en langdurig politiek proces zal worden.

In dit stadium is het nog veel te vroeg om te denken aan een algehele herziening van de inkomstenbelasting in de vorm van bijvoorbeeld de Wet IB 2023. Maar er zou in de inkomstenbelasting al een enorme vereenvoudigingsslag kunnen worden gemaakt door de hypotheekrenteaftrek van de eigen woning af te schaffen en de eigen woning onder te brengen in box 3. Het momentum is ingegeven door de op dit moment zeer lage hypotheekrente. Thans varieert de hypotheekrente voor bijvoorbeeld een dertig jaar rentevaste periode van 1,55% tot 2,10%.1 Dat maakt het belastingvoordeel dienovereenkomstig lager. Grote groepen belastingplichtigen hebben de afgelopen jaren hun hypothecaire lening overgesloten, om zo van de ongekend lage hypotheekrente te kunnen profiteren.2 Door het lage belastingvoordeel komt het al regelmatig voor dat belastingplichtigen een box 3-hypothecaire lening voor de eigen woning afsluiten, om op die manier niet opgezadeld te worden met de huidige verplichte aflossingsmodus van de geldlening voor de eigen woning. Met deze vereenvoudiging zouden Afdeling 3.6 alsmede Hoofdstuk 10bis van de Wet IB 2001 kunnen komen te vervallen, hetgeen als ik goed tel in totaal dertig wetsartikelen betreft. Bovendien is de eigenwoningregeling door de jaren heen steeds complexer geworden, zoals bijvoorbeeld de bijleenregeling in geval van opvolgende partnerrelaties. Dit leidt in een dergelijk geval tot dusdanige berekeningen dat dat zelfs een ervaren fiscalist hoofdbrekens kost.

Naast deze enorme belastingvereenvoudiging biedt deze ingreep in de Wet IB 2001 nog tal van andere voordelen.

Om te beginnen zou ik menen dat aan de hypotheekrenteaftrek geen beginsel ten grondslag ligt dat zou maken dat deze aftrek in stand moet blijven. Het kopen of huren van een woning is een particuliere beslissing van de belastingplichtige. De fiscaliteit behoort daarbij geen rol te spelen en behoort belastingplichtigen al zeker niet een bepaalde richting, die van de koopwoningen, op te sturen. Het subsidiëren van het eigenwoningbezit is naar mijn mening niet meer van deze tijd.

Onder het huidige wettelijke regime zijn eigenwoningbezitters verplicht de volledige hypothecaire schuld in dertig jaar af te lossen via een lineaire of annuïtaire hypotheek.3 Al vaker is in de literatuur de vraag opgeworpen wat de zin is van een volledige aflossing van deze schuld. Aflossing zou ook kunnen worden beperkt tot bijvoorbeeld 50% van de afgesloten lening. Dan is er vanuit het oogpunt van de geldverstrekker nog steeds voldoende zekerheid voor het resterende deel van de schuld aanwezig. Afschaffing van de hypotheekrenteaftrek leidt ertoe dat geldverstrekkers en kopers van eigen woningen zelf de omvang van een mogelijke aflossingsverplichting bepalen, zonder dat de overheid daarin sturend optreedt.

Afschaffing van de hypotheekrenteaftrek maakt ook een einde aan de mijns inziens zeer onwenselijke huidige situatie waarbij twee verschillende eigenwoningregimes naast elkaar bestaan en dat nog voor een zeer lange periode. De ‘oudere’ eigenwoningbezitters (waaronder ondergetekende) met hun aflossingsvrije hypotheek die niet gebukt gaan onder een aflossingsverplichting enerzijds, en de jongere eigenwoningwoningbezitters waarbij dit niet het geval is anderzijds. Jongeren begrijpen ook niet goed waarom zij wel verplicht worden om hun hypotheekschuld volledig af te lossen en ouderen niet. De huidige tweedeling doet bovendien afbreuk aan de solidariteit op de koopwoningenmarkt.

Afschaffing van de hypotheekrenteaftrek pakt ook het probleem aan van het tikkende tijdbommetje op het terrein van de aftrek van hypotheekrente, namelijk dat de maximale duur van renteaftrek van dertig jaar voor alle op 1 januari 2001 bestaande eigenwoningschulden op 1 januari 2031 is verstreken. Onder het huidige stelsel verliest een flink aantal belastingplichtigen, die thans fluitend door het leven gaan met hun aflossingsvrije hypotheek, hun recht op hypotheekrenteaftrek. Ook dit naderende probleem wordt op deze wijze voortijdig aangepakt.

Ook zal de problematiek van de gekwalificeerde buitenlandse belastingplicht ex art. 7.8 Wet IB 2001 en de verhouding van deze wettelijke bepaling tot het EU-recht en de jurisprudentie van het HvJ bij afschaffing van de hypotheekrenteaftrek grotendeels tot het verleden gaan behoren. Het overgrote deel van degenen die een beroep doen op deze regeling, doet dit vanwege de hypotheekrenteaftrek. Bijkomend voordeel is daarmee dat wij de hypotheekrenteaftrek niet langer exporteren naar de eigen woning die buiten Nederland gelegen is. Dit normaliseert de verhoudingen op de vastgoedmarkt in de grensstreken, waarbij Nederlandse kopers nu meer kunnen bieden op deze markt dan Duitse of Belgische, omdat zij een groter belastingvoordeel genieten.

Een ander voordeel is dat de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek stellig een neerwaarts effect heeft op de prijzen op de huizenmarkt. En dat is in deze oververhitte woningmarkt alleen maar goed nieuws, zeker voor de starters die zo moeilijk een eigen woning kunnen aanschaffen.

Ook het IMF heeft recentelijk4 forste kritiek geuit op onder meer de belastingheffing over de eigen woning in Nederland. De eigen woning wordt in de visie van het IMF zeer laag belast en de eigenwoningrenteaftrek, die het IMF als subsidie duidt, leidt tot excessieve financiering. Het IMF stelt onder meer voor de eigen woning naar box 3 te verhuizen. Die kritiek is overigens niet nieuw: ook in 2011 deden het IMF en De Nederlandsche Bank (DNB) al een dringende oproep aan de regering om de hypotheekrenteaftrek te beperken.5

Ook DNB pleitte recent voor het verkleinen van het verschil in kosten tussen koop en huur door het afbouwen van de belastingvoordelen voor kopers.6 Concreet noemt DNB het stapsgewijs verhogen van het eigenwoningforfait of het in geleidelijke stappen verplaatsen van de woning (en de hypotheekschuld) naar box 3. Ook het Centraal Planbureau (CPB) pleit voor een afbouw van de subsidies op de woningmarkt.7 In maart 2021 is uit een representatieve enquête onder de meer dan 10.000 financieel adviseurs (FFP, SEH, RFEA) die zijn aangesloten bij het Verbond Financiële Beroepsorganisaties (VFBO) naar voren gekomen dat 86% voorstander is van aanpassing van de fiscale regels voor de eigen woning. Met name de complexiteit van die regels is de meeste financieel specialisten een doorn in het oog.8 Zonder dat ik de pretentie heb om hier tot een uitputtende opsomming te komen, blijkt hier toch wel uit dat er een overweldigende roep uit de samenleving komt om de huidige fiscale spelregels aangaande de eigen woning drastisch te veranderen. Het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek zou al deze belangrijke maatschappelijke organisaties tegemoetkomen wat betreft hun terechte kritiek op het huidige stelsel.

Afschaffing van de hypotheekrenteaftrek zal gepaard moeten gaan met overheveling van de eigen woning naar box 3. Op dit moment is er sprake van een grote ongelijke behandeling tussen vermogensbezitters. Neem twee vermogensbezitters met een vermogen van € 1.000.000, waarbij dit vermogen bij de ene belastingplichtige is belichaamd in zijn eigen woning, terwijl het bij de andere belastingplichtige is belegd in aandelen. Het eigenwoningforfait in combinatie met de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld ex art. 3.123a Wet IB 2001 zorgt voor de eigenwoningbezitter voor een zeer lage inkomstenbelastingheffing, een heffing die veel en veel lager is dan die in box 3 voor de belastingplichtige met € 1.000.000 beleggingsvermogen. Ook dat is aan belastingplichtigen niet goed uit te leggen.

Afschaffing van de hypotheekrenteaftrek dient dan ook gepaard te gaan met overheveling van de eigen woning naar box 3, waarbij dan nog gedacht kan worden aan een stukje vrijstelling van het eigenwoningvermogen (bijvoorbeeld maximaal € 300.000) omdat dit dan de woonfunctie van de eigenwoning vertegenwoordigt. Daarmee wordt een grote mate van gelijkstelling gerealiseerd tussen vermogensbezitters, onafhankelijk van de vraag of dit vermogen zich nu in de eigen woning bevindt dan wel in andere beleggingen. In de zogenoemde Bouwstenennotitie910 met haar 169 concreet uitgewerkte beleidsopties zijn daarover ook al concrete voorstellen te vinden. Een en ander zal waarschijnlijk nog wel gepaard moeten gaan met een overgangstraject, waarbij het huidige eigenwoningstelsel bijvoorbeeld in vijf jaar wordt afgebouwd, waarna dan de finale omzetting naar box 3 volgt. Met name de VVD blijft zich echter tegen een verdere ‘afbraak’ van de hypotheekrenteaftrek keren.11 Andere politieke partijen zijn echter duidelijk voorstander van het afschaffen van de hypotheekrente en het onderbrengen van de eigen woning in box 3, zoals de ChristenUnie12, D6613, de PvdA14 en GroenLinks15. Bij de coalitieonderhandelingen zou de VVD toch als laatste onwillige politieke partij over de streep moeten worden getrokken.

Bewindslieden Rutte en Kaag, beëindig de hypotheekrentaftrek! Dit is het momentum.