NTFR 2022/1512 - Onafhankelijke fiscale rechtshulp ... het heeft even geduurd

NTFR 2022/1512 - Onafhankelijke fiscale rechtshulp ... het heeft even geduurd

mAvL
mr. A.J. van LintFiscaal auteur en docent en raadsheer-plaatsvervanger Hof Arnhem-Leeuwarden.
Bijgewerkt tot 14 april 2022

In juni 1970 verscheen het zogenoemde zwarte nummer van Ars Aequi ‘De balie: een leemte in de rechtshulp’. De leemte waarop werd gedoeld zag op de rechtsbijstand door de advocatuur aan mensen met een smalle beurs. Een rechtsstelsel kan immers nog zo verfijnd en inhoudelijk kwalitatief hoogstaand zijn, maar als dit stelsel door financiële obstakels de facto ontoegankelijk is, heb je daar als rechtzoekende weinig aan. Wanneer het financiële belang van een juridisch conflict geringer is dan de te verwachten (hoge) rekening van een advocaat, gaapt er tussen gelijk hebben en gelijk krijgen een niet te overbruggen kloof. Als iedere euro meer of minder zwaar weegt, is dat des te schrijnender. Helemaal wrang is het als die rekening helemaal zo hoog niet hoeft te zijn omdat menig juridisch probleem niet tot een procedure hoeft te leiden, maar met goed overleg, soms zelfs met een telefoontje of kort briefje, in een vroeg stadium kan worden opgelost.

Rechtswinkels en leemte in de rechtshulp

Juridische hulpverlening van deze aard voor minder draagkrachtigen – ook wel aangeduid als eerstelijnsrechtshulp – werd volgens de auteurs van Ars Aequi node gemist. Overigens zijn er meer oorzaken aan te wijzen dan alleen een gebrek aan financiële middelen waardoor men verstoken kan blijven van een adequate oplossing van een juridisch probleem. Een gebrek aan informatie of het onvermogen om geboden informatie tot zich te nemen door barrières op psychologisch of taalkundig vlak, of, meer algemeen, het vereiste opleidingsniveau, kunnen evenzeer aan de orde zijn. Het zwarte nummer van Ars Aequi was voor rechtenstudenten in diverse universiteitssteden de aanleiding om een rechtswinkel op te richten waarbij door middel van het aanbieden van rechtshulp deze leemte daadwerkelijk aangetoond kon worden. Gegeven de overvolle spreekuren slaagden de rechtswinkels hierin glansrijk.

Bureaus voor Rechtshulp

De overheid reageerde met de oprichting van de Bureaus voor Rechtshulp als vervanging van de bureaus van consultatie. De sociale minima konden er terecht voor gratis juridische hulpverlening op het gebied van onder meer huurrecht, arbeidsrecht, socialezekerheidsrecht en consumentenrecht. Was voor de oplossing van een conflict toch de hulp van een advocaat nodig, dan kon via een Bureau voor Rechtshulp een zogenoemde toevoeging worden verkregen waardoor ‘on- en minvermogenden’ gebruik konden maken van de diensten van een advocaat. Tegelijkertijd kwam de sociale advocatuur in opkomst, waarbij advocaten zich geheel of voor een belangrijk deel toelegden op hulpverlening in deze zogenoemde toevoegingszaken.

Gebrek aan fiscale rechtshulp

Merkwaardig genoeg bleef, op een enkele uitzondering na, de hulpverlening door de Bureaus voor Rechtshulp op fiscaal terrein echter achterwege. In mijn studententijd werkte ik als vrijwilliger en (mede)afdelingsvertegenwoordiger bij de afdeling ‘Belastingen’ van de Leidse Rechtswinkel. Op de vraag van de rechtswinkel aan de toenmalige minister van Justitie waarom de Bureaus voor Rechtshulp deze hulp niet verleenden was het verrassende antwoord dat het bieden van hulp bij het doen van aangifte IB/PVV nauwelijks als rechtshulp kan worden aangemerkt! Het bieden van hulp op fiscaal terrein zou alleen gerechtvaardigd zijn als regelmatig verdergaande rechtshulp zou worden verleend dan de hulp bij aangiften. Naast het feit dat de rechtswinkels die vergaande hulpbehoefte op basis van eigen hulpverlening overtuigend konden aantonen, bijvoorbeeld aan de hand van de cijfers over hulp bij de beantwoording van vragenbrieven, gevoerd overleg met de Belastingdienst en de afdeling van de gemeentelijke belastingen, bezwaar- en beroepsprocedures, verzoeken om kwijtschelding of een betalingsregeling, ingediende verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule en verzonden verzoeken aan de commissie verzoekschriften van de Tweede Kamer, is het nogal ridicuul om hulp bij aangifte geen rechtshulp te noemen. Bij het invullen van een aangiftebiljet gaat het immers om de interpretatie en de toepassing van fiscale wetgeving, jurisprudentie en beleidsregels. Los daarvan doet de naamgeving – rechtshulp of andere hulp – natuurlijk niets af aan het feit dat er een hulpvraag is.

Belastingdienst als fiscale rechtshulpverlener

Bij het Ministerie van Financiën werd de behoefte aan rechtshulp echter wel onderkend. Onder verantwoordelijkheid van de toenmalige staatssecretaris van Financiën Hans Kombrink werd in 1981 een proef gestart waarbij ambtenaren van de Inspectie Directe Belastingen in Arnhem op verzoek aangiftebiljetten gingen invullen voor mensen met een gering inkomen. In de visie van Financiën was dit experiment een daverend succes.1 De hulp bij aangifte werd als gevolg hiervan dan ook in het gehele land ingevoerd. De Leidse Rechtswinkel voerde echter een felle campagne tegen deze vorm van rechtshulp.2 Destijds was ik als een van de twee afdelingsvertegenwoordigers van de afdeling Belasting nauw betrokken bij deze campagne. Het belangrijkste argument tegen dit hulp-bij-aangifte-experiment was (en is nog steeds) het aspect van belangenverstrengeling. Dat heeft niets te maken met wantrouwen tegen de overheid, maar alles met de rol die bij de belastingheffing betrokken partijen vervullen.

Vormen van rechtshulp

Buiten het Ministerie van Financiën geen landelijk netwerk van hulpverlening

Bezwaren

Al meer dan veertig jaar een roep om onafhankelijke fiscale rechtshulp

Beter laat dan nooit!