Eigenwoningvrijstelling terecht geweigerd omdat in 2017 al de eenmalig verhoogde schenkvrijstelling was geclaimd

Belanghebbende heeft in 2017 van zijn ouders een schenking van € 10.000 ontvangen. Belanghebbende heeft aangifte schenkbelasting gedaan. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling. Op 25 januari 2021 heeft belanghebbende een nieuwe schenking van de ouders ontvangen. Het bedrag was € 75.000 en de schenking was gedaan ten behoeve van de eigen woning. In de aangifte heeft belanghebbende een beroep gedaan op de eigenwoningvrijstelling. Die eigenwoningvrijstelling is echter door de inspecteur geweigerd omdat belanghebbende in 2017 al gebruik had gemaakt van de eenmalig verhoogde vrijstelling. Belanghebbende stelt dat dit ten onrechte is omdat de schenking uit 2017 nadien met terugwerkende kracht is herroepen. De inspecteur stelt dat geen sprake was van een herroepelijke schenking.

De rechtbank laat echter in het midden of sprake is van een herroepelijke schenking. Als al sprake zou zijn van een herroepelijke schenking, dan brengt dat namelijk niet mee dat die schenking voor fiscale doeleinden met terugwerkende kracht teniet is gedaan. Het belastbare feit blijft na de herroeping bestaan. Als sprake is van een herroeping, dan is dat geen reden om de aanslag voor de schenking in 2017 te vernietigen. Belanghebbende beroept zich op goedkeurend beleid waarbij in het geval van het wegens niet-fiscale redenen herroepen van een schenking de vrijstelling eenmalig wordt weggedacht. Belanghebbende kan echter geen gebruik maken van het beleid nu de herroeping fiscaal is ingegeven. De schenking is gedaan doordat bij de ouders meer geld vrijkwam, zij dus meer konden schenken en er geen reden is dat de eerder gedane schenkingen ter zake van het doen van een grotere schenking moesten worden herroepen.

(Beroep ongegrond.)