NTFR 2025/1343 - Vereniging voor Belastingwetenschap een eeuw onderdeel van ons fiscale erfgoed
NTFR 2025/1343 - Vereniging voor Belastingwetenschap een eeuw onderdeel van ons fiscale erfgoed
Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de Vereniging voor Belastingwetenschap (hierna: ‘de Vereniging’) werd opgericht. Dit jubileum is op 12 juni 2025 door de Vereniging gevierd met het symposium ‘100 jaar Vereniging voor Belastingwetenschap’. Tijdens dit symposium is aan de toen nog in functie zijnde staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane, Tjebbe van Oostenbruggen, het eerste exemplaar van de jubileumbundel, getiteld Omzien met bewondering, Vooruitzien met nieuwsgierigheid, aangeboden.
In deze bijdrage zal ik eerst kort de historie van de Vereniging schetsen en daarna ingaan op de bijzondere positie die zij in de afgelopen honderd jaar heeft verworven alsmede op haar activiteiten.
Historie
De oprichtingsvergadering van de Vereniging vond plaats op 24 januari 1925 in hotel Parkzicht te Amsterdam.1 L.J.A. Pieterse memoreert in zijn bijdrage aan de dit jaar op 12 juni verschenen jubileumbundel dat de gedachte om een vereniging op te richten om ‘het gehele belastingprobleem wetenschappelijk te bestuderen’, in Amsterdam is ontstaan. Het was de jurist W.E.C. de Groot, destijds verbonden aan de Inspectie der directe belastingen te Amsterdam, die deze mogelijkheid opperde toen hij op een ochtend in 1923 of 1924 met zijn collega P.J.A. Adriani2 een wandeling maakte. Jaren later herinnerde Adriani zich dat hij toen zei: ‘Ja, dat is een idee!’3 Als initiatiefnemers slaagden de in Amsterdam wonende Adriani en De Groot er nadien in om ook belastingconsulent A.J. Loyens en enkele anderen te enthousiasmeren.
Onder leiding van Adriani werd op 10 november 1924 door een selecte groep geestverwanten vergaderd in hotel Parkzicht te Amsterdam. De oprichtingsvergadering van de Vereniging vond plaats op dezelfde locatie op zaterdagmiddag 24 januari 1925 onder aanwezigheid van enkele tientallen belangstellenden.4 Meteen daarna werd een vergadering belegd waarin de statuten werden vastgesteld en de definitieve samenstelling van het eerste bestuur van de jonge Vereniging werd bepaald.5 Als eerste voorzitter van de Vereniging werd N.C.M.A. van den Dries,6 raadsheer bij de Hoge Raad, verkozen; eerdergenoemde De Groot werd de eerste en tot op heden langstzittende secretaris-penningmeester van de Vereniging. Vanaf het begin waren de oprichters en de eerste bestuurders van mening dat men bij de samenstelling van het ledenbestand van de Vereniging selectief te werk moest gaan. De keuze zou moeten vallen op personen waarvan men ‘op grond van hun studie- en maatschappelijke patroon en de verwachtingen die men binnen de Vereniging van hen had’ op wetenschappelijk terrein het nodige kon verwachten. Een selectie van personen louter omdat zij tot een bepaalde groep, bijvoorbeeld belastinginspecteurs, behoorden, was daarmee uitgesloten.
De eerste groep van 260 leden behoorde tot diverse studie- en beroepscategorieën: economen, leden van de rechterlijke macht, leden of secretarissen van Raden van Beroep, algemene juristen, statistici, een viertal belastingconsulenten. Verder waren er leden afkomstig uit elk van de groepen accountancy, notariaat, inspecteurs der directe belastingen en inspecteurs en ontvangers der registratie en domeinen.
Ook de samenstelling van het eerste bestuur kwam overeen met die brede afspiegeling van de fiscale wereld. Naast Van den Dries, Adriani en De Groot waren dat onder meer: een notaris, een financieel redacteur van het Handelsblad, de redactiesecretaris van het tijdschrift De Naamlooze Vennootschap, het hoofd van de dienst der gemeentebelastingen te Amsterdam, de directeur van het gemeentelijk statistisch bureau van die gemeente en de Amsterdamse wethouder Wibaut. Enkele maanden later werden Eduard Meijers, hoogleraar burgerlijk recht en internationaal privaatrecht te Leiden en Johannes van der Poel – op dat moment inspecteur te Enschede en later directeur van de directie Belastingdienst Rotterdam en de eerste hoogleraar-directeur van de Rijksbelastingacademie – aan het bestuur toegevoegd.
Tegen het einde van 1928 was het totale ledental op 470 gekomen. De Vereniging telt momenteel meer dan duizend leden. Zij zijn nog steeds afkomstig uit alle geledingen van de fiscale wereld, zoals hoogleraren en wetenschappelijk medewerkers aan universiteiten, inspecteurs, ambtenaren verbonden aan het ministerie van Financiën, leden van de rechterlijke macht, belastingadviseurs en bedrijfsfiscalisten.
In art. 2 lid 1 van de statuten is de doelstelling van de Vereniging geformuleerd. Deze luidt:
‘De bestudering van de belastingwetenschap, en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.’ In het vierde lid van hetzelfde artikel is aangegeven dat de Vereniging haar doel beoogt te bereiken door:
het bevorderen of doen instellen van wetenschappelijke onderzoeken op belastinggebied in de meest ruime betekenis;
het uitgeven van publicaties, waaronder begrepen het publiceren van rapporten en het uitbrengen van preadviezen;
het organiseren van debatbijeenkomsten.
alle andere wettige middelen.
Bijzondere positie van de Vereniging
De Vereniging kan na honderd jaren bogen op een indrukwekkende historie. Deze is vooral gebaseerd op de geschriften waarin veelal de rapporten van de vele door de Vereniging geïnstalleerde commissies zijn gepubliceerd en de discussies die naar aanleiding van deze rapporten zijn gevoerd in de algemene ledenvergaderingen. In talrijke commissies is gewerkt aan een ‘gefundeerd oordeel, ten opzichte van de rechtmatigheid van belastingen’, om een passage uit een preadvies aan te halen.7 Dat zo vaak overeenstemming in deze commissies kon worden bereikt over de conclusies en aanbevelingen, mag verwonderlijk worden genoemd, gelet op de veelal pluriforme samenstelling van deze commissies en de altijd talrijke fiscale geschilpunten. In de regel bestaan deze commissies uit vertegenwoordigers van de fiscale wetenschap, de Belastingdienst, het ministerie van Financiën, belastingadviseurs en fiscalisten die lid zijn van de rechterlijke macht. Indien een dergelijke breed samengestelde commissie tot unanieme conclusies komt, draagt dat uiteraard sterk bij aan de gezaghebbendheid van de rapporten van deze commissies, alhoewel dat nog geen garantie is dat deze rapporten ook politiek worden opgevolgd.8 Politiek en wetenschap zijn nu eenmaal verschillende disciplines.
Tot op heden heeft de Vereniging 265 geschriften uitgebracht. Deze gaan over de meest uiteenlopende onderwerpen, die zowat het gehele gebied van de belastingwetenschap omvatten. De bijdrage van L.J.A. Pieterse aan de ter gelegenheid van de viering van het honderdjarig bestaan van de Vereniging uitgebrachte jubileumbundel bevat een lezenswaardige beschouwing over en samenvatting van deze geschriften. Ik citeer uit de slotbeschouwing van Pieterse in deze bijdrage over de variëteit aan onderwerpen die de commissies behandelen:
‘In de geschriften van de Vereniging, die de wetenschappelijke boekenrij bepaald hebben verrijkt,9 is een waaier aan onderwerpen aan de orde gesteld. Voor de inkomstenbelasting blijkt door de jaren heen de meeste belastingstelling te bestaan, zoals ook al volgde uit het overzicht dat is samengesteld ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de vereniging.10 Duidelijk is verder dat de decentrale heffingen niet op onverdeeld veel aandacht hebben mogen rekenen,11 en dat de meer economische zijde van de belastingheffing van steeds meer betekenis is geworden.12 De explosieve toename van de belangstelling voor het Europese belastingrecht is niet aan de vereniging voorbijgegaan.13 Ook min of meer nieuwe verschijnselen, zoals bepaalde financiële instrumenten,14 leasing15 en de deeleconomie,16 zijn voorwerp van studie geweest.’17
Aan deze opsomming van in het bijzonder door de Vereniging onder de aandacht gebrachte relatief nieuwe thema’s kunnen onder meer worden toegevoegd: fiscale rechtsbescherming,18 ethiek van het belastingrecht,19 wetenschappelijke onafhankelijkheid (met aandacht voor de zogenoemde ‘tweepettenproblematiek’ van wetenschappers met een aanstelling in zowel de wetenschap als de praktijk),20 energie- en milieubelastingen21 en de rol van het Nederlandse belastingrecht in de Tweede Wereldoorlog.22 De laatste jaren worden er steeds meer debatmiddagen georganiseerd die losstaan van rapporten van commissies en waarop de gelegenheid wordt geboden om in te gaan op actuele thema’s zoals de toeslagenproblematiek en de problemen rond box 2 en box 3.
Aldus biedt de Vereniging een podium voor gedachtewisselingen en presentaties over de meest uiteenlopende belangrijke fiscale onderwerpen naast een ontmoetingsplek voor haar leden.
Pieterse merkt in zijn bijdrage terecht op dat de Vereniging veel heeft te danken aan haar pioniers van ruim honderd jaar geleden,23 waaronder W.E.C. de Groot en P.J.A. Adriani. Belangrijk zijn ook vele andere personen geweest, zoals belastingadviseur N. Nobel, een van de ereleden van de Vereniging, en J.H.R. Sinninghe Damsté, die in 1930 tot het bestuur van de Vereniging toetrad,24 nadien zou worden benoemd tot raadsheer in de Hoge Raad en later – tweemaal – voorzitter van de Vereniging is geweest, een unicum. Verder verdienen speciale vermelding de vooral in de oorlogstijd actieve prominente fiscalisten M.J. Prinsen en H.J. Hofstra, de laatste ook wel geroemd als ‘de fiscalist van de twintigste eeuw’. Pieterse looft veel van de studies van de Vereniging als ‘mijlpalen in de ontwikkeling van de belastingwetenschap’, omdat daarin ‘een enorme rijkdom aan – veelal nog steeds bruikbare – inzichten is te vinden’, een volgens Pieterse ‘tot tevredenheid stemmende conclusie’.25
Opmerkelijk is dat de Vereniging tijdens de Duitse bezetting al in 1943 een opdracht aan een hoofdcommissie en enkele subcommissies heeft gegeven om zich bezig te houden met het nieuw te vormen belastingstelsel na de oorlog. In de verslagen van deze (sub)commissies werd in vaak bedekte termen kritiek geleverd op vigerende Duitse fiscale bezettingsmaatregelen, waaronder veel maatregelen die betrekking hadden op de belastingheffing van ondernemingen. Ook werd in die tijd onder meer onderzoek gedaan naar de ‘Vermogensheffing ineens’ en de ‘Oorlogsvermogensaanwasbelasting’. Hofstra maakte tijdens de Hongerwinter deel uit van een groep vertrouwensmannen onder leiding van J.W. Albarda, die in opdracht van de regering in Londen plannen maakte voor onder andere het belastingstelsel en de openbare financiën van na de oorlog. Het wetsvoorstel Vermogensaanwasbelasting werd in die tijd met een memorie van toelichting door Hofstra geschreven.26
De Vereniging heeft met ingang van 17 mei 2019 de status van algemeen nut beogende instelling (anbi) verkregen. Deze status, die het algemeen-nut-karakter van de Vereniging erkent, maakt het voor donateurs fiscaal aantrekkelijk om giften aan de Vereniging te doen.
Dissertatieprijs
In 2010 heeft de Vereniging de ‘Dissertatieprijs’ in het leven geroepen. Deze prijs wordt tweejaarlijks uitgereikt voor het beste fiscale proefschrift over een periode van twee jaren. Iedere gepromoveerde kan zijn of haar proefschrift insturen. De Vereniging benadert gepromoveerden ook actief en wijst hen daarbij op de mogelijkheid om mee te dingen naar de Dissertatieprijs. De beoordeling van de proefschriften geschiedt door een onafhankelijke door het bestuur benoemde jury. Tot dusverre is deze prijs zevenmaal toegekend.27
Promovendibijeenkomsten
De Vereniging organiseert sedert 2015 in beginsel tweejaarlijks een promovendibijeenkomst bij en in samenwerking met een van de fiscale vakgroepen van de universiteiten in Nederland. Dit zijn bijeenkomsten specifiek bestemd voor degenen die aan een proefschrift werken. Tijdens deze bijeenkomsten wordt meestal een inleiding verzorgd door een wetenschapper die een proefschrift schrijft. Enerzijds verhaalt deze van zijn of haar ervaringen als onderzoeker, anderzijds geeft hij of zij een inhoudelijke toelichting op zijn of haar onderzoek. Daarnaast pleegt een ervaren promotor een verhandeling te geven over zijn/haar ervaringen met de begeleiding van promotieonderzoek. Een derde inleider wordt doorgaans uitgenodigd voor aan promotieonderzoek gerelateerde deelterreinen; te denken is aan taalvaardigheden, het vormgeven van wetenschappelijk onderzoek, het aanwenden en inzetten van bronnen, dataverwerking, et cetera. Van de bijeenkomsten wordt een verslag gemaakt dat wordt gepubliceerd in het Weekblad Fiscaal Recht.