Geen vrijstelling omzetbelasting voor aanbieden kansspelen

Geen vrijstelling omzetbelasting voor aanbieden kansspelen

Gegevens

Nummer
2025/1393
Publicatiedatum
15 september 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:5941
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie

Belanghebbende is een bv die via haar website online kansspelen aanbiedt, waaronder casinospelen, live casinospelen en sportweddenschappen. Spelers kunnen via haar platform na aanvaarding van de gebruiksvoorwaarden een account openen, waarna ze via een API-verbinding terechtkomen in de digitale spelomgeving van een derde aanbieder, te weten Ltd A. Belanghebbende beschikt voor het aanbieden van deze kansspelen over een vergunning en koopt de betreffende speldiensten bij Ltd A in op basis van een prijslijst en een onderlinge Joint Venture and Shareholders Agreement (JVSA). De vergoedingen die belanghebbende aan Ltd A betaalt zijn in de relevante kwartalen gefactureerd en bestaan uit bedragen die deels samenhangen met het nettoresultaat uit de aangeboden spellen.

In geschil is of de door Ltd A aan belanghebbende verrichte prestaties onder de kansspelvrijstelling van art. 11 lid 1 onderdeel l Wet OB 1968 vallen, met andere woorden: of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting over het vierde kwartaal 2022 tot en met het derde kwartaal 2023.

De rechtbank overweegt dat de vrijstelling van art. 11 Wet OB 1968 strikt moet worden uitgelegd. Op grond van de contractuele en feitelijke situatie concludeert de rechtbank dat de dienst van Ltd A aan belanghebbende bestaat uit het ter beschikking stellen van gamesoftware waarmee belanghebbende zelf aan haar spelers de kansspelen aanbiedt. Volgens de rechtbank is onvoldoende onderbouwd dat Ltd A een kansspel aanbiedt aan belanghebbende. De enkele afhankelijkheid van de vergoeding van het spelresultaat maakt dit niet anders. De rechtbank acht doorslaggevend dat het spel voor spelers uitsluitend via belanghebbende toegankelijk is, en dat belanghebbende daarin optreedt als platform en aanbieder naar de speler. Zij volgt het betoog van belanghebbende dat de feitelijke uitvoering afwijkt van de contractuele vorm niet, mede omdat dit niet met concrete stukken wordt ondersteund.

Belanghebbende stelt dat zij als commissionair optreedt in de zin van artikel 9bis van de Uitvoeringsverordening (EU), nr. 282/2011. Dit beroep slaagt niet, omdat zij wel op eigen naam en voor eigen rekening en risico naar de spelers optreedt en niet aannemelijk maakt dat zij slechts optreedt als tussenpersoon. Ook de stelling dat sprake zou zijn van een ‘partage’-situatie wordt verworpen, omdat de feiten daarvoor niet volstaan. De aangevoerde concurrentieverstoring is volgens de rechtbank niet relevant voor de toepassing van de Nederlandse kansspelvrijstelling. Evenmin volgt de rechtbank belanghebbende in haar standpunt dat de vergoeding aan Ltd A niet onder bezwarende titel is, omdat uit de JVSA blijkt dat een vergoeding is overeengekomen voor de dienstverlening.

(Beroepen ongegrond.)