Verschoonbare termijnoverschrijding bij bezwaar; gemachtigde niet ingelicht over navordering

Verschoonbare termijnoverschrijding bij bezwaar; gemachtigde niet ingelicht over navordering

Gegevens

Nummer
2025/1588
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:6413
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

Belanghebbende wordt in 2016 vertegenwoordigd door een gemachtigde tijdens een boekenonderzoek naar haar aangiften inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. In het rapport van het boekenonderzoek en in correspondentie wordt gemeld dat een navorderingsaanslag zal worden opgelegd. De inspecteur stelt deze navorderingsaanslag ib/pvv 2016 uiteindelijk vast en brengt belastingrente in rekening. De navorderingsaanslag wordt verzonden naar belanghebbende zelf, maar niet naar haar gemachtigde. De gemachtigde raakt pas bij toeval in 2024 bekend met de aanslag, waarop direct bezwaar wordt gemaakt, maar dat bezwaar wordt door de inspecteur niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding. De inspecteur behandelt het bezwaar daarnaast als een verzoek om ambtshalve vermindering, waarvoor een vijfjaarstermijn geldt, en wijst dit verzoek af. Belanghebbende stelt dat de inspecteur haar rechtspositie heeft geschaad door het aanslagbiljet en relevante stukken niet aan haar gemachtigde te verstrekken, en beroept zich onder meer op het evenredigheidsbeginsel, proportionaliteitsbeginsel en het discriminatieverbod. In geschil is of de inspecteur het bezwaar tegen de navorderingsaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en of het verzoek om ambtshalve vermindering had moeten worden toegewezen, met name gelet op de rol van de gemachtigde en de termijnoverschrijding. De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Uit het dossier blijkt dat de inspecteur op de hoogte was van de vertegenwoordiging en dat het naar maatstaven van zorgvuldigheid passend was geweest om de gemachtigde van de aankondiging en oplegging van de navorderingsaanslag op de hoogte te brengen. Omdat het controlerapport, waarin wordt gesteld dat geen navorderingsaanslag zou worden opgelegd, pas na de aankondiging van de navorderingsaanslag is verzonden en het bezwaar onmiddellijk na ontdekking van het bestaan van de navorderignsaanslag door de gemachtigde is ingediend, acht de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar. Het bezwaarschrift is dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank draagt de inspecteur op opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van dit oordeel. Met betrekking tot het verzoek om ambtshalve vermindering oordeelt de rechtbank dat de navorderingsaanslag betrekking heeft op het jaar 2016 en dat het verzoek daartoe pas na verloop van de wettelijke vijfjaarstermijn is gedaan; dit verzoek is daarom terecht afgewezen. De rechtbank verwerpt het beroep op strijd met het evenredigheidsbeginsel, proportionaliteitsbeginsel en discriminatieverbod en acht het door de wetgever gekozen systeem gerechtvaardigd.

(Beroep gegrond.)