In behandeling nemen aanvraag horeca-exploitatievergunning is voldoende voor heffing leges

Belanghebbende drijft een onderneming en vraagt bij de gemeente Zaanstad een horeca-exploitatievergunning aan voor een lunchroom. Nadat hij aanvullende gegevens verstrekt, besluit het afdelingshoofd vergunningen de aanvraag buiten behandeling te stellen omdat deze nog steeds onvolledig is. Vervolgens legt de heffingsambtenaar een aanslag leges op. Belanghebbende komt tegen deze aanslag in bezwaar en beroep.

De rechtbank stelt voorop dat leges kunnen worden geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verleende diensten. De gemeente heeft dit nader uitgewerkt in de legesverordening. Daaruit volgt dat voor het in behandeling nemen van een aanvraag horeca-exploitatievergunning, ook indien deze buiten behandeling wordt gesteld, een vast tarief geldt. De rechtbank overweegt dat het belastbare feit is gelegen in het in behandeling nemen van de aanvraag, en dat de omstandigheid dat de aanvraag nadien niet tot vergunningverlening leidt, dit niet ongedaan maakt. Belanghebbendes stelling dat hij zijn onderneming eind januari 2024 heeft beëindigd en dat de leges daarom slechts over één maand zouden moeten worden berekend, is niet relevant voor de legesheffing. Die heffing vindt immers plaats op het moment van indiening van de aanvraag, ongeacht de duur of voortzetting van de bedrijfsactiviteiten.

(Beroep ongegrond.)