Invoerrechten en btw bij invoer gouden armbanden; geen sprake van Uniegoederen

Belanghebbende, woonachtig in Nederland, komt aan op Schiphol vanuit Marokko en passeert met twee gouden armbanden het zogeheten groene kanaal. Bij controle worden de armbanden aangetroffen. Belanghebbende verklaart bij verhoor dat zij deze sieraden een aantal jaar geleden cadeau heeft gekregen van haar vader en één armband tijdelijk van haar zus heeft geleend. Zij overlegt in bezwaar foto’s en verklaringen die volgens haar bewijzen dat de armbanden al vóór de reis in haar bezit waren. Volgens de inspecteur toont deze documentatie niet aan dat de armbanden van oorsprong Uniegoederen zijn of dat eerder over deze sieraden invoerrechten zijn betaald.

In geschil is of terecht een uitnodiging tot betaling (utb) is uitgereikt en of de vrijstelling voor terugkerende goederen van toepassing is.

De rechtbank overweegt dat bij binnenbrengen van niet-Uniegoederen in het douanegebied invoerrechten en omzetbelasting verschuldigd zijn, tenzij sprake is van terugkerende goederen. Voor de vrijstelling van art. 253 Uvo DWU moet belanghebbende aantonen dat de armbanden oorspronkelijk als Uniegoederen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld doordat deze in Nederland zijn gekocht en uitgevoerd. Belanghebbende heeft tijdens het verhoor verklaard dat zij de armbanden van haar vader in Marokko heeft gekregen en kan geen bewijs overleggen van eerdere aankoop in Nederland. De overgelegde foto’s en verklaringen leveren daarvoor onvoldoende bewijs, omdat niet blijkt waar en wanneer zij de sieraden verkreeg. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk dat de armbanden terugkerende goederen zijn. De utb is daarmee terecht opgelegd . Het verdedigingsbeginsel is niet geschonden, omdat raadpleging van de foto’s bij de controle niet tot een ander oordeel zou hebben geleid.

(Beroep ongegrond.)