NTFR 2025/1773 - Een verslag van het 25-jarig jubileum van NTFR: Belastingrecht in the Digital Age

NTFR 2025/1773 - Een verslag van het 25-jarig jubileum van NTFR: Belastingrecht in the Digital Age

Op 26 september 2025 heeft ter ere van het 25-jarig jubileum van NTFR het symposium ‘Belastingrecht in the Digital Age’ plaatsgevonden in de Mariënhof in Amersfoort, de stad waar het 25 jaar geleden voor NTFR is begonnen. Tijdens het symposium is ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van NTFR een jubileumeditie van NTFR gepresenteerd. In deze jubileumeditie wordt stilgestaan bij het verleden van NTFR en wordt een blik op de toekomst van de fiscaliteit geworpen door de auteurs die een bijdrage hebben geleverd.

Het symposium ‘Belastingrecht in the Digital Age’ werd geopend door Van Suilen.1 Van Suilen benoemt in zijn opening dat artificial intelligence (AI) in de digital age voor fiscalisten onontkoombaar zal zijn. Lefebvre Sdu realiseert dit zich ook. Zo heeft Lefebvre Sdu met de introductie van GenIA-L een juridische assistent gecreëerd waarvan de belastingadviessector, de Belastingdienst en de rechterlijke macht al gebruik kunnen maken. Lefebvre Sdu probeert AI echter ook breder in te zetten. Zo worden vanaf oktober 2025 samenvattingen van uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven door AI gegenereerd, gevolgd door een menselijke controle. AI draagt zodoende bij aan de efficiëntie van het opstellen van deze samenvattingen. Hoewel AI in brede zin toegevoegde waarde kan hebben, zoals GenIA-L en bij het genereren van samenvattingen, is het gebruik ook niet zonder risico’s of kosten. AI verbruikt namelijk veel stroom, heeft niet altijd toegang tot alle bronnen (zo zijn bronnen van Lefebvre Sdu en andere uitgevers doorgaans geen open source) en kan het hallucineren. Deze risico’s en kosten nemen evenwel niet weg dat AI onontkoombaar is voor fiscalisten. Dit gegeven resulteerde erin dat tijdens het symposium aandacht werd besteed aan de digitalisering en aan AI bezien vanuit verschillende perspectieven.

Het eerste perspectief: van data & fiscus

Het eerste perspectief op digitalisering en AI wordt weergegeven door Poelmann.2 Centraal in zijn presentatie staat het belang van transparantie bij het verzamelen en verwerken van data door de Belastingdienst. Het is een feitfact of life dat de Belastingdienst data nodig heeft voor zijn taak van het heffen en innen van rijksbelastingen: zonder informatie kan belastingheffing niet plaatsvinden. Ten aanzien van het verzamelen van data door de Belastingdienst is de verwachting dat het belang van transparantie zal toenemen, temeer omdat steeds meer data beschikbaar zullen zijn en kunnen worden gebruikt door de Belastingdienst. Hetzelfde geldt voor het (automatisch) verwerken van de door de Belastingdienst verzamelde data. Het is van belang om transparant te zijn over de wijze waarop de Belastingdienst data verzamelt en hoe deze data vervolgens – al dan niet automatisch – worden verwerkt in de systemen van de Belastingdienst. In het 1043-arrest HR 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1748 heeft de Belastingdienst ruimte heeft gekregen voor het verwerken van data, maar het is de verwachting van Poelmann dat deze ruimte zou kunnen worden beperkt als de fiscus (stelselmatig) niet in staat zou zijn dit inzicht te verschaffen. In het bijzonder met betrekking tot het gebruik van AI door de Belastingdienst is een van de uitdagingen die in dit verband opkomen dat de Belastingdienst niet alleen moet kunnen blijven uitleggen hoe keuzes worden en zijn gemaakt, maar ook moet aantonen dat (onbewuste) bias wordt voorkomen. Bias-toetsing dient voor en tijdens werkzaamheden plaats te vinden. Op dit moment is het nog mogelijk te herleiden hoe het selectiesysteem in het kader van de inkomstenbelasting in elkaar zit, met honderden selectieregels.

Met als nu of in de toekomst AI wordt ingezet is het zaak, ook gelet op recente ervaringen met systemen, te waarborgen dat de selectieregels herleidbaar en uitlegbaar blijven.

Het tweede perspectief: kunstmatige intelligentie en het spreken van recht?

Het tweede perspectief ziet op het gebruik van AI door de rechterlijke macht en wordt gepresenteerd door Van der Put.3 Van der Put staat in dit verband stil bij de vraag of kunstmatige intelligentie een rol kan spelen bij het proces van rechterlijke oordeelsvorming, wat de kansen en risico’s zijn en wat de stand van zaken en het beleid is ten aanzien van AI in de rechtspraak. Voor de rechtspraak lijkt het onvermijdelijk dat AI een rol gaat spelen. Een voorbeeld van hoe dat zou kunnen, vormt het experiment met de zogenoemde Muldertool voor eenvoudige verkeersovertredingen. Via die tool bleek het mogelijk om automatisch de ontvankelijkheid te controleren terwijl de tool ook automatisch inzicht kon bieden in vergelijkbare zaken en zodoende de waarschijnlijke uitkomst kon voorspellen. In de fiscaliteit lijkt ook reeds onderzoek te worden gedaan naar het via AI voorspellen van de waarschijnlijke uitkomst.4 Voor de rechterlijke macht kan het automatisch controleren van ontvankelijkheid en het genereren van vergelijkbare zaken meerwaarde hebben. Rechters krijgen dan meer tijd voor de eigen analyse en oordeelsvorming. Rechters hebben AI verder ook al gebruikt in het kader van het maken van een schatting,5 alhoewel het op deze manier gebruiken van AI enig stof heeft doen opwaaien.6 Hoewel AI meerwaarde kan hebben voor de rechterlijke macht, lijkt de rechtspraak daarbij terughoudend te zijn. Aan de hand van een 10-puntenplan7 zal de rechtspraak bepalen op welke wijze AI onderdeel kan worden van de rechtspraak. De eerste pilots met het analyseren van zaken lijken in dat verband van start te gaan in 2026.

Het derde perspectief: individuele rechtsbescherming

De Bont leidt het derde perspectief in over de mate waarin vertrouwd mag worden op de uitkomsten van AI.8 Met behulp van AI kunnen belastingplichtigen op relatief eenvoudige wijze een bezwaarschrift genereren en indienen, alsmede fiscale vragen over de eigen aangifte (laten) beantwoorden. Voor de gemiddelde belastingplichtige (lees: burger) is het lastig te beoordelen in hoeverre een door AI gegenereerd antwoord juist is, en dat terwijl het antwoord veelal stellig is. Indien de belastingplichtige volledig op het antwoord van de AI-tool vertrouwt en daarnaar handelt, roept dat de vraag op wat de gevolgen hiervan zouden kunnen zijn. De Bont staat bij deze vraag stil aan de hand van een aantal scenario’s. Het eerste scenario betreft het gebruik van gratis AI door de belastingplichtige. Mag de belastingplichtige (en in het verlengde daarvan een adviseur) vertrouwen op de uitkomsten die een dergelijke AI-tool geeft? Een andere vraag is of de kennis van een gratis AI-tool, gegeven de algemene toegankelijkheid voor belastingplichtigen, aan belastingplichtigen mag worden toegerekend, met als gevolg dat belastingplichtigen in voorkomende gevallen beter hadden moeten weten. Het tweede scenario betreft de adviseur die AI gebruikt voor het doen van aangiften. Wat zijn de gevolgen als een aangifte vervolgens onjuist is voor, bijvoorbeeld, de aansprakelijkheid van de adviseur en boetes? Voor wiens rekening en risico komt het gebruik van AI in dit verband en hoe belangrijk zijn de checks en balances die zijn ingebouwd door de adviseur om de juistheid van de door AI genomen stappen te waarborgen? Dit zijn vragen die vermoedelijk in de toekomst nog beantwoord zullen moeten worden.

Het vierde perspectief: data verzamelen – openbare bronnen

Het vierde en laatste perspectief wordt gepresenteerd door Van Hout.9 In dit laatste perspectief wordt stilgestaan bij de bevoegdheid van de Belastingdienst om informatie te verzamelen afkomstig uit openbare bronnen, inclusief het internet. Centraal staan de vragen wanneer sprake is van een openbare bron, hoe data uit openbare bronnen mogen worden gebruikt en wat de bevoegdheden van de Belastingdienst zijn ten aanzien van het verzamelen en verwerken van informatie afkomstig van openbare bronnen. Met betrekking tot de eerste vraag komen doorgaans drie kenmerken op: (1) een onbeperkte kring van personen kan toegang tot de bron krijgen, (2) er is geen tussenkomst van een derde nodig om toegang te verkrijgen, en (3) de aard of het doel van de openbare bron is niet relevant. Op basis van deze (relatief) brede definitie van het begrip ‘openbare bron’ kwalificeren ook bronnen achter een paywall of bronnen die een account vereisen, zoals Facebook, Instagram en Twitter, als openbaar. De vraag die bij een dergelijke brede definitie opkomt, is of de Belastingdienst alle openbare bronnen mag raadplegen voor het verzamelen van informatie voor de belastingheffing. De rechtspraak laat in ieder geval zien dat het gebruik van (verwijderde)10 informatie op Facebook, Twitter en LinkedIn door de Belastingdienst in voorkomende gevallen kan zijn toegestaan.11 Met betrekking tot het gebruik van informatie afkomstig uit openbare bronnen rijst vervolgens de vraag op welke wijze de informatie mag worden verzameld en welke bevoegdheden en daarmee samenhangende grenzen gelden. Met betrekking tot de wijze van het verzamelen van informatie gaat het, bijvoorbeeld, om de vraag of de Belastingdienst gebruik mag maken van ‘webscraping’12 om het internet af te zoeken naar informatie over een belastingplichtige en, zo ja, op welke wijze en met welke regelmaat dat dan is toegestaan. In de kern gaat het hierbij om het bepalen van de grenzen van het gebruik van informatie afkomstig uit openbare bronnen. Expliciet beleid op dit punt lijkt momenteel te ontbreken in het belastingrecht, terwijl dergelijk beleid wel van toegevoegde waarde zou zijn.

Afsluiting