Geen aftrek verhuiskosten na verhuizing om privéredenen
Geen aftrek verhuiskosten na verhuizing om privéredenen
Gegevens
- Nummer
- 2025/1822
- Publicatiedatum
- 19 november 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Arbeid, loon en resultaat
- Relevante informatie
Belanghebbende is docent en buitenpromovendus die in 2016, naast loondienst bij twee onderwijsinstellingen, beperkte werkzaamheden verrichtte als resultaatgenieter door het schrijven van annotaties en het verlenen van rechtsbijstand. Hij gaf een resultaat uit overige werkzaamheden aan van € 5.982 aan opbrengsten en € 12.594 aan kosten, waaronder huisvestings- en verhuiskosten. De aanslag IB/PVV 2016 is vastgesteld overeenkomstig de aangifte. In 2019 heeft belanghebbende een verzoek om ambtshalve vermindering gedaan, waarbij hij een aanvullend forfaitaire verhuiskostenaftrek opvoerde. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, wat na bezwaar en beroep is gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van een forfaitaire verhuiskostenvergoeding in verband met zijn resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen sprake is van een zakelijke verhuizing als bedoeld in art. 3.17 lid 1 onderdeel a Wet IB 2001, omdat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was met het oog op de zakelijke belangen van zijn werkzaamheden. De verhuizing vond plaats vanwege geluidsoverlast, wat een privéoverweging vormt. Ook het kwalitatieve verschil tussen de oude en nieuwe woning duidt op persoonlijke motieven. De enkele stelling dat het niet fijn werken was in de oude woning is onvoldoende voor het noodzakelijkheidscriterium.
Het hof volgt het oordeel van de rechtbank. Over de bronvraag overweegt het hof dat niet alleen de opbrengsten, maar ook de kosten objectief moeten worden beoordeeld. Slechts uitgaven die zakelijk zijn en met het oog op de werkzaamheden zijn gedaan, kunnen in aftrek komen. Een andere opvatting, waarin de bronvraag afhankelijk wordt van subjectieve keuzes omtrent kosten, zou onaanvaardbaar zijn.
Het hof gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat sprake is van een bron van inkomen, maar oordeelt dat belanghebbende de zakelijkheid van de verhuizing niet aannemelijk heeft gemaakt. Belanghebbende werkte vrijwel volledig in loondienst en verrichtte slechts incidenteel resultaatswerk, waarvan de omvang na 2016 afnam. Het zou naar het oordeel van het hof alle redelijkheid te buiten gaan om met het oog op deze beperkte werkzaamheden verhuiskosten te maken. De verhuizing is derhalve niet zakelijk en de forfaitaire verhuiskostenaftrek komt niet in aanmerking .
(Beroep ongegrond.)