Belanghebbende had een fout in de vooraf ingevulde aangifte zelf moeten corrigeren

Belanghebbende had een fout in de vooraf ingevulde aangifte zelf moeten corrigeren

Gegevens

Nummer
2022/572
Publicatiedatum
12 mei 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2173
Rubriek
Eigenwoningregeling
Trefwoorden
ambtelijk verzuim, nieuw feit, overtuigend aantonen, toezegging
Relevante informatie
Art. 3.119a Wet IB 2001, Art. 16 AWR, Art. 67e AWR

Belanghebbende heeft een eigen woning. Belanghebbende is op 5 juni 2003 een lening aangegaan van € 128.000 bij Hypotrust. De rente over deze lening heeft belanghebbende als eigenwoningrente in aftrek gebracht. Belanghebbende is enig aandeelhouder van bv1. Voornoemde lening staat ook op de balans van bv1. Uit de toelichting op de balans blijkt dat de lening is aangegaan ter financiering van een bedrijfspand. De aanslag IB/PVV 2016 is opgelegd conform de aangifte, dus met aftrek van de eigenwoningrente. Over de aangifte IB/PVV 2017 zijn door de inspecteur wel vragen gesteld, maar dan over de hoogte van het loon en de afgetrokken specifieke zorgkosten. De aftrek van de eigenwoningrente is zonder vragen geaccepteerd. Nadien heeft de inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij bv1. De inspecteur komt tot de conclusie dat de litigieuze lening ten onrechte (ook) als eigenwoningschuld s aangemerkt. De inspecteur legt navorderingsaanslagen op met een vergrijpboete van 50%. Belanghebbende komt in beroep.

De rechtbank oordeelt ten eerste dat een nieuw feit aanwezig is. Belanghebbende heeft weliswaar gesteld dat op 19 december 2017 in een gesprek met de inspecteur de hypotheekrente ter sprake is gekomen, maar dat was een inspecteur voor de loonbelasting. De inspecteur voor de inkomstenbelasting was niet op de hoogte van het gesprek. Daarom kan het gesprek niet leiden tot het ontbreken van een nieuw feit. De inspecteur hoefde voor het opleggen van de aanslagen IB/PVV niet het dossier voor de loonbelasting te raadplegen, of contact op te nemen met de loonbelastingspecialist.

Voor wat betreft de aftrek van de hypotheekrente beroept belanghebbende zich op het vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat hypotheekrente stond vermeld in de vooraf ingevulde aangifte en dat hij daarover een gesprek heeft gehad met een medewerker van de belastingdienst. De rechtbank verwerpt het beroep op het vertrouwensbeginsel. Aan de vooraf ingevulde aangifte kan geen vertrouwen worden ontleend. De belastingplichtige is zelf verantwoordelijk voor de juistheid van de aangifte en hij dient zelf de vooraf ingevulde gegevens te controleren. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat uit het gesprek met de belastingdienstmedewerker belanghebbende kon en mocht afleiden dat de aftrek van de hypotheekrente was toegestaan. Ook het feit dat vragen zijn gesteld over de aangifte IB/PVV 2017 wekt op dit punt geen vertrouwen nu de vragen over andere onderdelen van de aangifte gingen.

De rechtbank oordeelt ten slotte dat de inspecteur overtuigend heeft aangetoond dat sprake is van voorwaardelijk opzet op het moment van het doen van de aangifte IB/PVV 2016. Vaststaat dat belanghebbende wist dat de lening was aangegaan voor de financiering van een bedrijfspand. In de jaarrekening 2016 zijn dezelfde kosten ook in aftrek gebracht. Verder blijkt uit het gesprek met de belastingdienstmedewerker dat belanghebbende wist dat de vooraf ingevulde aangifte een fout bevatte en dat de rente dubbel werd afgetrokken. De boetes worden nog wel verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn. Omdat de aanslagen op een ander punt worden verminderd zijn de beroepen gegrond.

(Beroepen gegrond.)