Rechtbank verleent ten onrechte geen uitstel van de zitting

Rechtbank verleent ten onrechte geen uitstel van de zitting

Gegevens

Nummer
2022/959
Publicatiedatum
5 augustus 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1168
Rubriek
Formeel belastingrecht
Trefwoorden
reden voor uitstelverzoek, andere rechtszaak, doorvragen
Relevante informatie
Art. 8:56 Awb

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen twee aan hem opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting. Belanghebbende heeft op 20 mei 2021 om uitstel van de zitting van 14 juni 2021 bij de rechtbank verzocht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. In hoger beroep is in geschil of de rechtbank het verzoek om uitstel van de zitting terecht heeft afgewezen. Volgens het hof is het verzoek ten onrechte afgewezen. De gemachtigde van belanghebbende heeft tijdig een verzoek om uitstel gedaan en heeft daarbij aangegeven dat hij aanwezig moest zijn bij een andere, aanmerkelijk meer voorbereiding vergende complexe rechtszaak, op dezelfde dag en in een ander gebouw. De gemachtigde van belanghebbende heeft op de zitting bij het hof toegelicht waarom hij prioriteit moest geven aan het bijwonen van die andere zaak en daarom op 14 juni 2021 niet op de zitting van de rechtbank was verschenen. Het is vaste rechtspraak dat de mondelinge behandeling van de zaak centraal staat en deze essentieel is in een belastingprocedure. De rechtbank had om die reden zich ervan dienen te vergewissen om welke reden de gemachtigde van belanghebbende zijn uitstelverzoek deed door hem in de gelegenheid te stellen zijn verzoek toe te lichten en zo nodig daaromtrent door te vragen. De rechtbank had het uitstelverzoek niet met een algemene reden mogen weigeren. Het hof vernietigt daarom de uitspraak van de rechtbank en verwijst de zaak terug naar de rechtbank.

(Hoger beroep gegrond.)