Omvorming in cumpref-aandelen is een ab-vervreemding omdat rendement afwijkt van dat op de oude gewone aandelen

Omvorming in cumpref-aandelen is een ab-vervreemding omdat rendement afwijkt van dat op de oude gewone aandelen

Gegevens

Nummer
2022/1115
Publicatiedatum
22 september 2022
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2022:2452
Rubriek
Aanmerkelijk belang/Directeur-grootaandeelhouder
Trefwoorden
vervreemding, herstructurering, bedrijfsopvolging, dividendpercentage
Relevante informatie
Art. 2.17 lid 1 Wet IB 2001, Art. 4.12 Wet IB 2001, Art. 4.19 Wet IB 2001, Art. 4.22 lid 1 Wet IB 2001, Art. 27e lid 1 AWR, Art. 30fc AWR, Art. 9 IW 1990

Belanghebbende is samen met zijn 2 broers middellijk aandeelhouder in X BV. X BV is enig aandeelhouder in 3 bv’s. In verband met een bedrijfsopvolging heeft er in 2015 een herstructurering plaatsgevonden. Daartoe heeft X BV in december 2016 Y BV opgericht, waarbij 1 gewoon aandeel is geplaatst. Y BV heeft vervolgens op 31 december 2015 alle aandelen in de 3 bv’s van X BV verkregen. Op 31 december 2015 werd het gewone aandeel van X BV in Y BV omgewisseld voor 1 cumulatief preferent aandeel, dat een nominale waarde van € 1 vertegenwoordigde. Ten behoeve van dit cumulatief preferente aandeel werd een agioreserve gevormd van € 321.193, welke was gebaseerd op de waarden van de 3 bv’s. Uiteindelijk hebben X BV en de bv’s van een zoon van belanghebbende en een neef van belanghebbende op 31 december 2015 via een Stichting Administratiekantoor 17.000 certificaten van gewone aandelen en 1 cumulatief preferent aandeel in Y BV verkregen. In de aangifte van belanghebbende is voor het cumulatief preferente aandeel van X BV in Y BV uitgegaan van een dividendpercentage van 7,5%. De inspecteur heeft dit percentage niet geaccepteerd en heeft ter zake van de omzetting van gewone aandelen in X BV naar cumulatief preferente aandelen een voordeel van € 56.000 als belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. De rechtbank oordeelt dat het door eiser gehanteerde dividendpercentage van 7,5% niet zakelijk is. Een zakelijk handelende vennootschap of (voormalig) aandeelhouder had in gelijke omstandigheden een dividendpercentage van 7,5% niet geaccepteerd en een aanzienlijk hoger dividendpercentage bedongen. Het door de inspecteur gehanteerde percentage van 36,5% acht de rechtbank redelijk. De rechtbank wijst verder het beroep van belanghebbende op vertrouwensbeginsel af. Volgens de rechtbank blijkt uit de overgelegde stukken niet dat de inspecteur ooit een (voldoende concrete) uitlating dan wel toezegging heeft gedaan, waaraan belanghebbende vertrouwen mocht ontlenen dat een dividendpercentage van 4,25% akkoord was, dan wel dat belastingheffing achterwege zou blijven. De inspecteur heeft terecht het voordeel uit aanmerkelijk belang berekend op € 56.000. 

(Beroep ongegrond.)