Met klinkers bestraat parkeerterrein voorzien van straatmeubilair en afwateringspunten kwalificeert als gebouw

Met klinkers bestraat parkeerterrein voorzien van straatmeubilair en afwateringspunten kwalificeert als gebouw

Gegevens

Nummer
2023/93
Publicatiedatum
24 januari 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2023:66
Rubriek
Omzetbelasting
Relevante informatie
Art. 11 lid 1 onderdeel a Wet OB 1968, Art. 11 lid 3 onderdeel a Wet OB 1968, Art. 11 lid 5 onderdeel a Wet OB 1968

Belanghebbende heeft enkele percelen grond van de gemeente verkregen. Op de percelen stonden onder andere twee (monumentale) boerderijen. Daarnaast lagen een parkeerterrein en een grasstrook. Het parkeerterrein was bestraat met klinkers en voorzien van enig straatmeubilair (lantaarnpalen, stoepranden) en afwateringspunten, die waren aangesloten op de riolering. De boerderijen, de schuur en het parkeerterrein waren ten tijde van de verkrijging door belanghebbende langer dan twee jaar geleden in gebruik genomen. Belanghebbende heeft het perceel kadastraal gesplitst in elf kavels. Enkele kavels zijn gelegen op de onbebouwde grasstrook achter de boerderij en enkele kavels zijn nagenoeg geheel op het parkeerterrein gelegen. In het tweede kwartaal 2020 heeft belanghebbende de kavels in ongewijzigde staat geleverd aan particuliere kopers. Wel hebben er rondom de kavels werkzaamheden plaatsgevonden voor de realisatie van een nieuwe riolering. De particuliere kopers hebben voor eigen rekening en risico een aannemingsovereenkomst gesloten met een niet-gelieerde aannemer. De aannemer heeft sloopwerkzaamheden uitgevoerd en woningen gerealiseerd. De inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat de levering van de op het parkeerterrein liggende kavels is belast met omzetbelasting, omdat sprake is van onbebouwde grond die kennelijk bestemd is om te worden bebouwd. Belanghebbende heeft de omzetbelasting voldaan en bezwaar gemaakt tegen de voldoening. In geschil is of het met klinkers bestrate parkeerterrein als een gebouw moet worden aangemerkt in de zin van art. 11 lid 5 letter a Wet OB 1968. De rechtbank oordeelt dat het parkeerterrein een gebouw is, zodat geen sprake is van een bouwterrein en belanghebbende ten onrechte omzetbelasting heeft voldaan voor de levering zodat zij recht heeft op een teruggaaf. De rechtbank verwijst naar de parlementaire geschiedenis, het Vastgoedbesluit, het arrest Maierhofer (HvJ EU 16 januari 2003, zaak C-315/00, ECLI:EU:C:2003:23, NTFR 2003/177) en art. 13ter Uitvoeringsverordening en naar het arrest Leichenich (HvJ EU 15 november 2012, zaak C-532/11, ECLI:EU:C:2012:720, NTFR 2012/2810). Naar het oordeel van de rechtbank is een dergelijk parkeerterrein niet zonder inspanningen en zonder aanzienlijke kosten te verwijderen. Weliswaar kunnen de onbeschadigde klinkers worden hergebruikt, maar uit voornoemde arresten Maierhofer en Leichenich volgt niet dat de mogelijkheid van hergebruik van materialen met zich brengt dat sprake is van een makkelijk te demonteren of te verplaatsen object. Uit deze arresten dient eerder te worden afgeleid dat van belang is dat het object als zodanig na demontage op een andere plaats kan worden hergebruikt. Dat is bij het parkeerterrein in deze zaak niet het geval. Het met klinkers bestrate parkeerterrein had een duurzame bestemming op deze locatie en na verwijdering bestaat dit parkeerterrein als zodanig niet meer. Daarmee is sprake van een constructie die niet makkelijk te demonteren of te verplaatsen is.

(Beroep gegrond.)