Vergoeding wettelijke handelsrente wordt net als vordering aangemerkt als ROW

Vergoeding wettelijke handelsrente wordt net als vordering aangemerkt als ROW

Gegevens

Nummer
2023/338
Publicatiedatum
20 maart 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:1286
Rubriek
Arbeid, loon en resultaat
Relevante informatie
Art. 3.90 Wet IB 2001

Belanghebbende heeft sinds 2001 onderzoek gedaan en plannen ontwikkeld voor de bouw van recreatiewoningen. Persoon A heeft in 2005 een bv bereid gevonden om in de plannen te investeren. Belanghebbende heeft in 2005 met persoon A een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Hierin is overeengekomen dat Persoon A voor bemiddeling € 1.850.000 ontvangt van de investeerder en dat belanghebbende € 500.000 van Persoon A ontvangt. Dit laatste bedrag zal worden betaald als A het bedrag van de investeerder heeft ontvangen. Uiteindelijk is het bedrag van € 1.850.000 verhoogd naar € 1.980.000. De laatste termijn is door de bv betaald omstreeks eind augustus 2010. Belanghebbende heeft uiteindelijk geen betaling ontvangen van A of de bv. A en de bv wijzen daarbij naar elkaar. Het Hof Den Bosch heeft uiteindelijk beslist dat de bv het bedrag van € 500.000 moet betalen. In 2017 heeft de bv € 500.000 betaald, vermeerderd met € 291.050 aan wettelijke rente. In geschil is of de wettelijke rente behoort tot het resultaat uit overige werkzaamheden. Niet in geschil is dat de vergoeding van € 500.000 wel behoort tot het resultaat uit overige werkzaamheden.

De rechtbank oordeelt dat voor het beantwoorden van de vraag of de vergoeding is opgekomen in de ROW-sfeer of in de privésfeer. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de vergoeding direct verband houdt met de vordering tot betaling van € 500.000. Die vordering behoort tot het ROW-vermogen, ook als belanghebbende zijn ROW-activiteiten heeft gestaakt omdat op dat moment sprake is van een uit de ROW-sfeer stammende onzekerheid omtrent de afwikkeling van de vordering. De vruchten van dat vermogensbestanddeel, uitzonderingen daargelaten, worden dan ook tot het ROW gerekend. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de vergoeding van de wettelijke handelsrente in de ROW-sfeer is opgekomen. Belanghebbende heeft de vergoeding ontvangen in verband met de onzekerheid omtrent de afwikkeling van de ROW-vordering. Dat nadien geen verdere ROW-werkzaamheden meer zijn verricht en dat het bedrag van € 500.000 bij een tijdige betaling over was gegaan naar box 3, maakt niet dat belanghebbende daardoor in hoedanigheid van privépersoon als schuldeiser moet worden aangemerkt.

(Beroep ongegrond.)