Noodzaak instellen hoger beroep niet uitsluitend aan belanghebbende te wijten: daarom recht op proceskostenvergoeding

Noodzaak instellen hoger beroep niet uitsluitend aan belanghebbende te wijten: daarom recht op proceskostenvergoeding

Gegevens

Nummer
2023/369
Publicatiedatum
24 maart 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:441
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 8:75 Awb

Ter zitting van de rechtbank heeft belanghebbende gesteld dat de onderhavige naheffingsaanslag BPM moet worden verminderd met € 77, omdat het tarief van 2012 in plaats van dat van 2013 moet worden toegepast. De inspecteur was het hiermee eens en becijferde de vermindering op € 86. De rechtbank heeft conform het standpunt van de inspecteur beslist. In hoger beroep heeft belanghebbende gesteld dat de vermindering van € 86 te laag is en dat dit € 165 moet zijn. De inspecteur stelde vervolgens dat de vermindering hoger, op € 206 moet worden gesteld. Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:1406) heeft conform het standpunt van de inspecteur beslist maar heeft belanghebbende geen proceskostenvergoeding toegekend. In cassatie houdt die beslissing geen stand. De inspecteur beschikte namelijk zowel in beroep als in hoger beroep over de gegevens die nodig waren om het juiste bedrag aan BPM te berekenen waarmee de naheffingsaanslag moest worden verminderd. Verder heeft de rechtbank de conclusie van de inspecteur gevolgd dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd met € 86 en heeft de inspecteur in hoger beroep erkend dat die conclusie was gebaseerd op een verkeerde berekening en dat de naheffingsaanslag verder had moeten worden verminderd.

Onder die omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van hoger beroep uitsluitend aan de handelwijze van belanghebbende te wijten is geweest. Daarom heeft belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding voor het hoger beroep.

(Cassatieberoep gegrond.)

Deze samenvatting ziet ook op arrest HR 24 maart 2023, nr. 21/03460, ECLI:NL:HR:2023:442.