Ten onrechte toekenning dwangsom; sprake van verzoek om ambtshalve vermindering als bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard

Ten onrechte toekenning dwangsom; sprake van verzoek om ambtshalve vermindering als bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard

Gegevens

Nummer
2023/665
Publicatiedatum
25 mei 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:2600
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 4:13 Awb, Art. 4:17 Awb, Art. 6:12 Awb, Art. 8:54 Awb, Art. 8:55 Awb, Art. 8:75 Awb, Art. 25c AWR, Art. 28 AWR

Belanghebbende heeft beroep ingesteld wegens het niet-tijdig beslissen op een bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2016. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht. De rechtbank heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Vervolgens heeft de rechtbank de inspecteur opgedragen om binnen vier weken na de datum van de beslissing om de verzoeken van belanghebbende al dan niet aan te merken als ‘massaal bezwaar plus’, alsnog een beslissing op het verzoek om ambtshalve vermindering te nemen, waarbij de termijn wordt opgeschort tot en met de dag voorafgaande de dag van de collectieve uitspraak op bezwaar. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat een dwangsom is verschuldigd omdat niet tijdig is beslist op het verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur is veroordeeld in de proceskosten.

De inspecteur komt in verzet. Hij stelt dat geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Voorts stelt hij dat het bezwaar pas als een verzoek om ambtshalve vermindering kan worden aangemerkt op het moment dat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De beslistermijn was derhalve nog niet overschreden.

De verzetsrechter oordeelt dat tussen partijen niet in geschil is dat ten onrechte een proceskostenvergoeding is toegekend. Voorts oordeelt de verzetsrechter dat ten onrechte is beslist dat de beslistermijn op het verzoek ambtshalve vermindering is verstreken. Uit de stukken blijkt namelijk dat belanghebbende enkel bezwaar heeft gemaakt en niet (tevens) heeft verzocht om ambtshalve vermindering. De inspecteur hoefde enkel op het bezwaar te beslissen omdat er geen wettelijke bepaling is die voorschrijft dat een bezwaar tevens een verzoek om ambtshalve vermindering is. Paragraaf 8 lid 3 BFB bepaalt wel dat een niet-ontvankelijk bezwaar ambtshalve in behandeling wordt genomen, maar voor deze regeling is pas aanleiding nadat het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. De beslistermijn is daarom in dit geval nog niet overschreden en er is derhalve ten onrechte een dwangsom toegekend.

(Verzet gegrond.)