Geen schending hoorplicht en inzagerecht ingeval van tegemoetkoming aan verzoek om vermindering

Geen schending hoorplicht en inzagerecht ingeval van tegemoetkoming aan verzoek om vermindering

Gegevens

Nummer
2023/707
Publicatiedatum
1 juni 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1142
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 7:2 Awb, Art. 7:3 Awb, Art. 7:4 Awb

Belanghebbende heeft op 31 december 2019 een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2014 ingediend. Bij beschikking van 28 januari 2020 is volledig aan dit verzoek tegemoetgekomen en is de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Vervolgens heeft de inspecteur bij beschikking van 6 februari 2020 het op 22 januari 2020 gedane (tweede) verzoek tot ambtshalve vermindering afgewezen omdat dit buiten de vijfjaarstermijn is gedaan. Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze beschikking, hetgeen door de inspecteur is afgewezen. Laatstgenoemde geeft aan dat de tweede beschikking ten onrechte zou zijn gegeven omdat geen sprake zou zijn van een tweede (te laat) verzoek tot ambtshalve vermindering, maar van een aanvulling op het eerste (tijdige) verzoek tot ambtshalve vermindering. Belanghebbende is in hoger beroep van opvatting dat voordat uitspraak op bezwaar is gedaan hij geen inzage in de stukken heeft gehad en door de inspecteur niet is gehoord. Voorop gesteld zij dat nu bij beschikking van 28 januari 2020 geheel aan het verzoek van belanghebbende tot vermindering is tegemoetgekomen het daartegen gerichte bezwaar kennelijk ongegrond was. Het tegen de beschikking van 6 februari 2020 gerichte bezwaar is eveneens kennelijk ongegrond nu tussen partijen niet in geschil is dat indien de aangifte die op 22 januari 2020 is ingediend wordt aangemerkt als een (tweede) verzoek tot ambtshalve vermindering dit buiten de vijfjaarstermijn is ingediend. De inspecteur mocht daarom afzien van het horen. Naar het oordeel van zowel de rechtbank als het hof is dan ook geen sprake van schending van de hoorplicht. Ten aanzien van het inzagerecht wordt overwogen dat dit is gekoppeld aan de verplichting om te horen. Nu de inspecteur terecht mocht afzien van het horen van belanghebbende, is ook het inzagerecht niet geschonden. Aanvullend stelt het hof vast dat de inspecteur geheel tegemoet is gekomen aan het (eerste) verzoek tot vermindering van belanghebbende, aangezien na verstrekking van gegevens door belanghebbende de aanslag door de inspecteur nader is vastgesteld (verminderd). De inspecteur is daarmee geheel tegemoetgekomen aan het (eerste) verzoek tot vermindering. De stelling van belanghebbende dat hij in de bezwaarfase in onzekerheid verkeerde over de door de inspecteur aangebrachte correcties en eerst ter zitting van de rechtbank daarover (in voldoende mate) door de inspecteur werd geïnformeerd, treft tenslotte eveneens geen doel.

(Hoger beroep ongegrond.)