Voor werkelijk box 3-rendement kan niet worden uitgegaan van het eigenwoningforfait

Voor werkelijk box 3-rendement kan niet worden uitgegaan van het eigenwoningforfait

Gegevens

Nummer
2023/1726
Publicatiedatum
4 december 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:7855
Rubriek
Eigenwoningregeling
Relevante informatie

Belanghebbende woonde tot 25 oktober 2021 in Duitsland. Belanghebbende heeft ook een woning in Nederland. Deze wordt niet verhuurd en staat belanghebbende ter beschikking. In geschil is of de woning kan worden gekwalificeerd als een eigen woning. Belanghebbende stelt van wel. Hij beroept zich op art. 3.111 lid 3 Wet IB 2001 en stelt dat hij de woning nog niet kon betrekken. De woning is rolstoelvriendelijk ingericht, maar omdat de medische voorzieningen in de plaats waar de woning staat ontoereikend zijn voor de echtgenote, hebben belanghebbende en zijn echtgenote ervoor gekozen om in Duitsland te blijven wonen. De rechtbank is het niet met belanghebbende eens. Het artikellid waar belanghebbende op doelt is bedoeld voor situaties waarin een woning nog niet kan worden betrokken wegens verbouwing, of dat de woning in aanbouw is. Daarvan is hier geen sprake. De woning is in 2017 en 2018 geen eigen woning. De woning behoort tot de rendementsgrondslag van box 3. Belanghebbende vindt dat het forfaitair rendement te hoog is. De rechtbank overweegt dat zij al eerder heeft bepaald (NTFR 2023/1946) dat een heffing hoger dan het werkelijke rendement in strijd is met art. 1 EP EVRM in combinatie met art. 14 EVRM. Bij het bepalen van het werkelijke rendement worden ongerealiseerde vermogenswinsten buiten beschouwing gelaten. Anders dan de inspecteur betoogt, laat de term werkelijk rendement geen ruimte voor enig fictief rendement, waaronder een fictief rendement berekend naar het eigenwoningforfait. Nu niet in geschil is dat het werkelijke rendement nihil is, zal de rechtbank het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen voor de onderhavige jaren vaststellen op nihil.

(Beroep gegrond.)