Aannemelijk dat met auto met geschorst kenteken werd gereden om APK-keuring te laten verrichten

Belanghebbende is houder van een auto. De geldigheid van het kenteken was sinds 6 mei 2021 geschorst. Op 28 oktober 2021 is belanghebbende met de auto naar een autobedrijf gereden. Ook uit camerabeelden is gebleken dat belanghebbende die dag met zijn auto gebruik heeft gemaakt van de openbare weg. Omdat het kenteken was geschorst is aan belanghebbende de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. Belanghebbende stelt dat dit ten onrechte is gebeurd, daar hij die dag naar het garagebedrijf is gereden om de auto APK te laten keuren. Belanghebbende beroept zich op de vrijstelling daaromtrent. De inspecteur stelt dat er geen APK-keuring heeft plaatsgevonden omdat er geen officiële afkeuring heeft plaatsgevonden en de auto die dag niet is afgemeld bij de RDW.

De rechtbank stelt voorop dat het aan belanghebbende is om te bewijzen dat recht bestaat op de vrijstelling. Voorts oordeelt de rechtbank dat, anders dan de inspecteur meent, voor de vrijstelling niet vereist is dat belanghebbende aannemelijk maakt dat op de dag van keuring ook een afmelding heeft plaatsgevonden. De rechtbank beslist dat belanghebbende aan zijn bewijslast heeft voldaan. Op basis van de factuur van het autobedrijf en de verklaringen van belanghebbende ter zitting acht de rechtbank aannemelijk dat belanghebbende op 28 oktober 2021 een afspraak had om de auto APK te laten keuren. Dat de auto niet was afgemeld lijkt samen te hangen met het feit dat de APK op 9 mei 2021 al was verlopen. Belanghebbende heeft recht op de vrijstelling.

(Beroep gegrond.)