Opvragen van alle gegevens is een fishing expedition en in strijd met het nemo-teneturbeginsel

Opvragen van alle gegevens is een fishing expedition en in strijd met het nemo-teneturbeginsel

Gegevens

Nummer
2023/1818
Publicatiedatum
19 december 2023
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:1562
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie

Verdachte in deze zaak bestelt bij een website, gevestigd in Polen, illegaal vuurwerk. Bij twee landelijke onderzoeken komt de politie erachter dat verdachte het vuurwerk per post bezorgd krijgt en dat hij daarvoor per bank heeft betaald. Verdachte wordt ontboden op het politiebureau om te worden gehoord als verdachte wegens overtreding van de Wet milieubeheer (WMB) waarbij op grond van de Wet economische delicten (WED) alle gegevens omtrent de bestelling worden gevorderd. Die gegevens dient verdachte mee te nemen naar het verhoor.

Wegens het niet verstrekken van de gevorderde gegevens wordt verdachte vervolgd voor het niet voldoen aan de verplichtingen van art. 24a en 26 WED. In eerste aanleg is hij veroordeeld tot een geldboete van € 250, waarvan € 125 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daartegen gaat verdachte in hoger beroep. Hij legt daarbij de vraag voor of de door de politie gedane vordering tot verstrekken van gegevens in strijd is met het nemo-teneturbeginsel.

Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:1214) heeft geconstateerd dat verkrijging van de gevorderde stukken, die niet door de politie eigenmachtig konden worden verkregen, afhankelijk was van de wil van verdachte. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat de informatie die uit de verzochte stukken blijkt, in een andere strafzaak tegen verdachte zou kunnen worden gebruikt. Door uitvoering te geven aan de vordering zou verdachte dus kunnen meewerken aan het verkrijgen van belastend bewijs tegen hemzelf. Het hof is dan ook van oordeel dat sprake is van een schending van het uit art. 6 EVRM voortvloeiende nemo-teneturbeginsel, nu verdachte tegen zijn wil, onder dwang de gevorderde gegevens – die eventueel later als bewijs gebruikt kunnen worden – moest aanleveren aan de politie die hem in het kader van een overtreding op grond van de WMB in het vizier had. Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging. Tegen dat oordeel van het hof gaat de A-G in cassatie. Onder verbetering van gronden verwerpt de Hoge Raad dit cassatieberoep.

De Hoge Raad overweegt daartoe dat waar het gaat om het verkrijgen van ‘specific pre-existing documents’, voor de toetsing aan art. 6 EVRM beslissend is of de autoriteiten bekend zijn met het bestaan van dergelijke stukken, maar niet of de autoriteiten die stukken (ook) eigenmachtig hadden kunnen verkrijgen. Dit leidt echter niet tot cassatie. De vervolging van de verdachte voor handelen in strijd met de in het belang van de opsporing op grond van art. 19 lid 1 WED gedane vordering, levert namelijk een schending op van het uit art. 6 EVRM voortvloeiende ‘privilege against self-incrimination’ (nemo-teneturbeginsel).