Legesaanslag fors verminderd omdat bouwvrijstelling monumenten van toepassing is

Legesaanslag fors verminderd omdat bouwvrijstelling monumenten van toepassing is

Gegevens

Nummer
2024/57
Publicatiedatum
8 januari 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2023:10570
Rubriek
Heffing lokale overheden
Relevante informatie
Art. 229 Gemw

Belanghebbende is eigenaar van een als rijksmonument aangewezen buitenplaats. Belanghebbende is voornemens om de buitenplaats te ontwikkelen en heeft daarvoor overleg gevoerd met de gemeente. Vervolgens heeft hij een omgevingsvergunning aangevraagd om op het terrein van de buitenplaats twee woongebouwen met appartementen te realiseren. De projectkosten zijn geschat op € 5.000.000 exclusief omzetbelasting. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag heeft de heffingsambtenaar een bedrag van € 112.202 aan leges in rekening gebracht. In de verordening is een vrijstelling opgenomen voor bouwactiviteiten met betrekking tot een monument. Belanghebbende beroept zich op deze vrijstelling. De heffingsambtenaar is echter van mening dat de vrijstelling niet van toepassing is. Het hof overweegt dat in de verordening niet nader is gespecificeerd om wat voor soort bouwactiviteiten het bij de vrijstelling moet gaan. Het hof volgt de heffingsambtenaar niet in zijn stelling dat in de woorden ‘met betrekking tot’ valt te lezen dat het moet gaan om het verbouwen van een reeds gebouwd monument. Een dergelijke uitleg verhoudt zich volgens het hof niet met de tekst van de vrijstelling waarin ook is bepaald dat de bouwactiviteiten betrekking kunnen hebben op een ‘terrein’, hetgeen per definitie geen gebouwde zaak betreft. Ook kan daarin volgens het hof niet worden gelezen dat, voor zover de bouwactiviteiten bestaan uit het plaatsen of geheel oprichten van een bouwwerk, aan toepassing van de vrijstelling de voorwaarde wordt verbonden dat het bouwwerk in de toekomst wordt aangemerkt als monument. Dat valt ten tijde van de aanvraag immers niet te bepalen. Het hof is van oordeel dat de vrijstelling van toepassing is en verlaagt de leges met € 110.279 tot € 1.923.

(Hoger beroep gegrond.)