Gebreken in de btw-administratie niet vanzelfsprekend voor bestuurdersaansprakelijkheid loonheffingen

Gebreken in de btw-administratie niet vanzelfsprekend voor bestuurdersaansprakelijkheid loonheffingen

Gegevens

Nummer
2024/280
Publicatiedatum
12 februari 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2024:417
Rubriek
Invordering
Relevante informatie
Art. 36 Iw 1990, Art. 7 Uitv. besl. Iw 1990

Belanghebbende was bestuurder van X bv en laatstgenoemde had over 2012 en 2013 weliswaar aangiften loonheffingen ingediend, maar niet betaald. Vervolgens is een boekenonderzoek geweest bij X bv, hetgeen heeft geleid tot naheffingsaanslagen btw over voornoemde jaren. Deze aanslagen zijn ook niet betaald. Nadien is X bv failliet verklaard. De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 232.394 met betrekking tot de naheffingsaanslagen loonheffing en btw. In geschil is de vraag of belanghebbende terecht en tot een juist bedrag aansprakelijk is gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen. De rechtbank is van oordeel dat het aan grove schuld van X bv te wijten is dat de verschuldigde btw meer beloopt dan op aangifte is gedaan. De bestuurders wisten dat de ingediende nihilaangifte niet juist kon zijn, maar hebben toch besloten deze onjuiste aangifte in te dienen. De administratieve organisatie van X bv was kennelijk zodanig dat die heeft geleid tot onjuiste btw-aangiften. De bestuurders moeten hiervan hebben geweten en niet is gebleken dat zij maatregelen hebben genomen om de administratieve organisatie aan te passen. Uit het gestelde aangiftepatroon blijkt ook dat de handelwijze is voortgezet. Door niet in te grijpen in de tekortschietende administratieve organisatie, is het aan grove schuld van de bestuurders te wijten dat te weinig belasting is betaald. Het afzien van het indienen van een melding betalingsonmacht geldt niet in de gevallen dat geen melding kan worden gedaan vanwege het opzettelijk of grofschuldig te weinig betalen van belasting. De stelling van belanghebbende dat hem geen persoonlijk verwijt kan worden gemaakt omdat gebruik werd gemaakt van een ervaren boekhouder, faalt eveneens. Het grofschuldig handelen van X bv is te wijten aan het nalatig handelen van de bestuurders. Het voorgaande brengt met zich dat belanghebbende terecht aansprakelijk is gesteld voor de naheffingsaanslagen btw, maar de rechtbank merkt hierover nog wel op dat deze te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank heeft het bedrag van de aansprakelijkheid verminderd. De ontvanger heeft voorts gesteld dat voor de naheffingsaanslagen loonheffingen geldt dat de betalingsonmacht in ieder geval vanaf september 2012 bekend moet worden geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Op grond van rechtspraak van de Hoge Raad hoefde niet nogmaals te worden gemeld. De ontvanger stelt in dat opzicht dat X bv bewust onjuiste aangiften btw heeft ingediend en de btw-administratie ondeugdelijk was. Dit kan er echter niet toe leiden dat belanghebbende met betrekking tot de naheffingsaanslagen loonheffingen kennelijk onbehoorlijk bestuur kan worden verweten, omdat deze feiten alleen betrekking hebben op de btw. Vanwege het uitblijven van andere feiten en omstandigheden ten aanzien van de aansprakelijkstelling is belanghebbende ten onrechte aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen.

(Beroep deels gegrond.)