Geen beroep op gelijkheidsbeginsel bij aanvraag 30%-regeling ingeval van bijbaan tijdens opleiding

Geen beroep op gelijkheidsbeginsel bij aanvraag 30%-regeling ingeval van bijbaan tijdens opleiding

Gegevens

Nummer
2024/282
Publicatiedatum
12 februari 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:179
Rubriek
Arbeid, loon en resultaat
Relevante informatie
Art. 10ea Uitv besl LB, Art. 10e Uitv besl LB, Art. 31a Wet LB

Belanghebbende heeft de Indiase nationaliteit en is naar Nederland verhuisd om een MBA-opleiding te volgen. Ze staat sinds 9 september 2019 onafgebroken ingeschreven in Nederland. Tijdens haar opleiding heeft belanghebbende twee maanden gewerkt bij C bv en verdiende zij een fiscaal loon van € 1.100. Op 4 september 2020 is belanghebbende afgestudeerd en verblijft zij in Nederland. Op 17 december 2020 heeft belanghebbende een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met A bv getekend, Op 26 maart 2021 is een verzoek om toepassing van de 30%-regeling ingediend. Daarin is als datum indiensttreding 18 januari 2021 vermeld (datum ondertekening arbeidsovereenkomst is 12 januari 2021). In hoger beroep is in geschil of het verzoek om toepassing van de 30%-regeling terecht door de inspecteur is afgewezen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of belanghebbende zich in rechte kan beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Belanghebbende stelt dat een bijbaan tijdens het volgen van een opleiding niet in de weg staat aan toepassing van de 30%-regeling bij het aanvaarden van een dienstbetrekking daarna. Deze situatie is volgens haar vergelijkbaar met de situatie van een bijbaan die aanvangt net na afronding van een opleiding. Ook is volgens belanghebbende sprake van begunstigend beleid, af te leiden uit de verklaring van de inspecteur dat een bijbaan tijdens de studie niet in de weg staat aan het in aanmerking komen voor de 30%-regeling. Het hof acht niet aannemelijk geworden dat sprake is van intern beleid waarop belanghebbende zich kan beroepen, waardoor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Belanghebbende kan zich ook niet met vrucht beroepen op het beleid dat bestaat over de stage in het kader van de opleiding , omdat geen sprake is van een gelijk geval met dat van belanghebbende. De bijbaan van belanghebbende betrof immers geen stage in het kader van de opleiding en het hof ziet in dit onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het verschil in behandeling. Gezien het overwogene komt belanghebbende geen geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel toe.

(Hoger beroep ongegrond.)