Belastingrentebeschikking terecht en niet naar een te hoog bedrag vastgesteld

Belastingrentebeschikking terecht en niet naar een te hoog bedrag vastgesteld

Gegevens

Nummer
2024/580
Publicatiedatum
2 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1717
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 30g AWR

In 2021 is de broer van belanghebbende overleden. Belanghebbende heeft op 21 december 2021 aangifte erfbelasting gedaan. Bij de aanslag erfbelasting aan belanghebbende is € 104 belastingrente in rekening gebracht. De rechtbank oordeelt dat dit conform de wettelijke bepalingen is. De aanslag is niet ingediend voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden. Ook als de aanslag conform de aangifte is opgelegd, wordt in dat geval belastingrente in rekening gebracht. Dat niet eerder aangifte kon worden gedaan wegens ontbrekende gegevens uit het buitenland maakt daarbij niet uit. Er is terecht belastingrente berekend vanaf acht maanden na het overlijden van de broer tot negentien weken na ontvangst van de aangifte. De stelling dat slechts rente mag worden berekend over de periode van de negende maand na overlijden tot indienen aangifte vindt geen steun in het recht. Dat belanghebbende de aanslag reeds voor de vervaldatum heeft betaald is evenmin een reden om het bedrag van de belastingrente te matigen. Belanghebbende wijst op het woord uiterlijk in de wettekst en leidt daaruit af dat de inspecteur de mogelijkheid heeft om over een kortere periode belastingrente te berekenen. Ook die stelling vindt volgens de rechtbank geen steun in het recht. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat een medewerker van de Belastingtelefoon hem een ongeclausuleerde toezegging heeft gedaan dat hem geen belastingrente zou worden berekend.

(Beroep ongegrond.)