Vordering op bv van ouders in SPF is ongebruikelijke terbeschikkingstelling

Vordering op bv van ouders in SPF is ongebruikelijke terbeschikkingstelling

Gegevens

Nummer
2024/666
Publicatiedatum
15 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2014
Rubriek
Arbeid, loon en resultaat
Relevante informatie
Art. 3.91 Wet IB 2001, Art. 3.92 Wet IB 2001, Art. 2.14a Wet IB 2001

De vader van belanghebbende heeft in 1996 een Trust naar het recht van Jersey opgericht. Tot het vermogen van de trust behoorden alle aandelen in een Ltd. Op 25 maart 2004 heeft de Ltd een vordering gekregen op bv1, een bv waarvan de vader van belanghebbende middellijk enig aandeelhouder en bestuurder is. Op 29 december 2009 zijn de aandelen in de Ltd gecertificeerd aan een STAK. Op 30 december 2009 zijn deze certificaten door vader geschonken aan zijn kinderen: belanghebbende, zijn broer en zijn zus. Eind januari 2011 heeft de Ltd de vordering op bv1 overgedragen aan de STAK. Op 31 januari 2011 zijn de STAK en de Ltd geliquideerd en is de vordering op bv1 in handen gekomen van de kinderen van de vader. Op 1 februari 2011 hebben de kinderen de vordering op bv1 ten titel van overgedragen aan een stichting tegen uitreiking van certificaten. Op 30 oktober 2015 heeft bv1 de lening afgelost, het afgeloste bedrag is vervolgens weer uitgeleend aan de ouders. Op 24 december 2015 hebben de kinderen de vordering op de ouders gestort in een SPF die op 18 december 2015 is opgericht naar het recht van Curaçao. Op 2 november 2016 is de zetel van de SPF verplaatst naar Nederland en is het vermogen van de SPF ingebracht in een cv. SPF is commanditair vennoot en bv4 de beherend vennoot van de cv.

In geschil is of de vordering van belanghebbende op bv1 in 2014 en 2015 een ongebruikelijke terbeschikkingstelling is. De rechtbank stelt vast dat de vader behoort tot de kring van verwanten in art. 3.92 lid 3 Wet IB 2001. Dan is de vraag of sprake is van een in het maatschappelijk verkeer ongebruikelijke terbeschikkingstelling. De rechtbank leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de regeling is bedoeld om te voorkomen dat op oneigenlijke wijze wordt ingespeeld op de verschillen in de boxen. Als sprake is van een maatschappelijk ongebruikelijke overeenkomst of onder niet normale omstandigheden tot stand gekomen overeenkomst, is het vermoeden gerechtvaardigd dat op oneigenlijke wijze wordt ingespeeld op verschillen tussen boxen. Volgens de Hoge Raad is onder meer sprake van ongebruikelijke terbeschikkingstelling indien met het geheel van handelingen een resultaat wordt bereikt zodanig dat een dergelijk samenstel van handelingen zich tussen niet-familieleden zich niet zou voordoen.

De vader heeft verklaard dat het zijn wens was om vermogen over te dragen aan de kinderen zonder dat daarbij de zeggenschap daarover bij de kinderen zou komen te liggen. De rechtbank acht aannemelijk dat de overdracht van de vordering en de daarbij behorende rechtshandelingen zijn uitgevoerd om die wens van de vader te bewerkstelligen. Het resultaat is zodanig dat een dergelijk samenstel van handelingen zich tussen niet-familieleden niet zou voordien. Er is sprake van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling.

Vervolgens is de vraag of de inspecteur bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2016 terecht een derde van het vermogen van de SPF aan belanghebbende heeft toegerekend met toepassing van art. 2.14a Wet IB 2001. De vraag is of de zogeheten toerekeningsstop van toepassing is. Dat wil zeggen dat geen toerekening plaats vindt indien in het land van vestiging van de APV belasting wordt geheven naar de winst. De rechtbank acht echter aannemelijk dat de feitelijke leiding in Nederland werd uitgeoefend door de vader van belanghebbende. Zo wilde de vader de zeggenschap over het geschonken vermogen behouden en is het aannemelijk dat de beslissing met betrekking tot aanvaarden van de schenkingen, verplaatsing van de zetel en de later inbreng in de cv alsmede de benoeming van de kinderen als bestuurder in Nederland zijn genomen. De feitelijke leiding over de SPF werd door de vader gevoerd. Nu de vader in Nederland woont, is de rechtbank van oordeel dat de SPF in Nederland is gevestigd. Nu de SPF in 2016 niet in de Nederlandse heffing is betrokken, is de toerekeningsstop niet van toepassing. Er is terecht een derde deel van het vermogen van de SPF aan belanghebbende toegerekend.

(Beroepen ongegrond.)