Kamerbrief Toekomstig stelsel box 3 en voorbereidingen arrest Hoge Raad

Kamerbrief Toekomstig stelsel box 3 en voorbereidingen arrest Hoge Raad

Gegevens

Nummer
2024/677
Publicatiedatum
16 april 2024
Auteur
Redactie
Rubriek
Inkomsten uit vermogen/Inkomen uit sparen en beleggen
Relevante informatie
Art. 5.1 Wet IB 2001, Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 5.3 Wet IB 2001

Het wetsvoorstel voor de vernieuwing van box 3 kan in de huidige vormgeving waarschijnlijk niet volledig in 2027 geïmplementeerd worden. Hiervoor waarschuwt staatssecretaris Van Rij in een Kamerbrief over het toekomstig stelsel box 3 en de voorbereidingen op het aankomend arrest van de Hoge Raad.

Stand van zaken voorbereidingen Belastingdienst arresten Hoge Raad rechtsherstel box 3

Op dit moment lopen meerdere cassatieprocedures bij de Hoge Raad waarin de vraag centraal staat of de huidige berekeningsmethodiek voor het box 3-inkomen voldoende in lijn is met het Kerstarrest van de Hoge Raad. De arresten van de Hoge Raad worden in augustus/september verwacht.

Eerder is al aangekondigd dat de Belastingdienst in afwachting van de uitkomst van deze lopende cassatieprocedures het opleggen van definitieve aanslagen en het afhandelen van bezwaarschriften inzake box 3 aanhoudt. Het gaat daarbij om aanslagen met box 3-inkomen dat uit meer bestaat dan banktegoeden. Bij kamerbrief van 29 september 2023 is toegelicht dat de Belastingdienst voorbereidingen treft voor de mogelijkheid dat de staatssecretaris in de lopende cassatieprocedures door de Hoge Raad in het ongelijk word gesteld.

Aanhouden definitieve aanslagen 2023

Omdat inmiddels de aangiftecampagne voor 2023 is gestart, zal de Belastingdienst ook het opleggen van definitieve aanslagen voor 2023 aanhouden. Het gaat dan, net zoals voor belastingjaar 2021 en 2022, om aanslagen met box 3-inkomen dat uit meer bestaat dan banktegoeden. De definitieve aanslagen zullen na duidelijkheid in de lopende cassatieprocedures met inachtneming van de uitkomsten van die procedures worden vastgesteld. Zo worden belastingplichtigen niet genoodzaakt om gebruik te maken van hun rechtsmiddelen om aanspraak te kunnen maken op een eventuele voor hen gunstige uitkomst van deze procedures. Hierbij gelden dezelfde overwegingen en kanttekeningen zoals geschetst voor de belastingjaren 2021 en 2022 in de Kamerbrief van 20 april 2023. Doordat de uitspraak in de arresten later komt dan oorspronkelijk verwacht, zullen ongeveer 55.000 aanslagen voor het belastingjaar 2021 die momenteel worden aangehouden, definitief vastgesteld moeten worden op basis van de wettelijke bepalingen. Dit in verband met de verjaringstermijn voor het opleggen van de definitieve aanslag. Op dit moment worden mogelijke vervolgstappen in het kader van deze doelgroep in beeld gebracht.

Stand van zaken voorbereidingen

Als de Hoge Raad de lijn van de conclusies van A-G Wattel en A-G Pauwels volgt, dan zal aan belastingplichtigen de gelegenheid moeten worden geboden om het werkelijke rendement aannemelijk te maken. Zoals toegelicht in de Kamerbrief van 29 september 2023 treft de Belastingdienst voorbereidingen voor een (digitaal) formulier ‘opgaaf werkelijk rendement’. Zoals in de brief van 29 september 2023 aangegeven wordt dit formulier nog niet geïmplementeerd in de systemen van de Belastingdienst. Dit is pas mogelijk als de precieze implicaties van de arresten van de Hoge Raad duidelijk zijn.

Staatssteunanalyse onroerend goed en aandelen in startups en familiebedrijven

Gelet op de (extern getoetste) staatssteunanalyse is de afwijkende behandeling van aandelen in familiebedrijven geschrapt. Dit betekent dat de aandelen in deze bedrijven volgens de hoofdregel (vermogensaanwasbelasting) in de heffing worden betrokken. Onroerende zaken en aandelen in startende ondernemingen blijven zoals voorgesteld belast via een vermogenswinstbelasting.

Verduidelijking belasten van (eigen gebruik) onroerend goed in box 3

Het aangepaste voorstel voor box 3 belast alle onroerende zaken met vermogenswinstbelasting, inclusief reguliere voordelen zoals huurinkomsten, vervreemdingsvoordelen en kosten. Het eigen gebruik van de onroerende zaak wordt forfaitair belast, gebaseerd op economische huurwaarde. Bij vervreemding wordt het inkomen bepaald door verkoopopbrengst minus verkrijgingsprijs. Onderzoeken en juridisch advies worden ingewonnen voor definitieve vaststelling forfait.

Voorlopige uitkomsten uitvoeringstoets

In de Kamerbrief van 9 februari 2023 is de Kamer al geïnformeerd over de verwachte gevolgen van de stelselwijziging box 3 voor burgers en de Belastingdienst. Er zijn meer gegevens nodig om het inkomen van box 3 te bepalen, er moet een groter beroep worden gedaan op het doenvermogen van burgers en de communicatie en dienstverlening van de Belastingdienst, er is een materiële IV-investering nodig en er zal veel extra toezichtscapaciteit nodig zijn. Door de verhoogde complexiteit van het conceptwetsvoorstel, aanvullende werkzaamheden in de keten Inkomensheffingen, en meer raakvlakken met andere IV-systemen van de Belastingdienst vraagt het conceptwetsvoorstel meer van de IV-systemen dan in 2022 ingeschat. Hierdoor is de verwachting dat het wetsvoorstel in de huidige vormgeving niet volledig in 2027 geïmplementeerd kan worden.

Tijdspad

15 maart 2025 is een belangrijke datum voor invoering van het nieuwe stelsel. Het wetsvoorstel zou op die datum door de Kamer aangenomen moeten worden, zodat de Belastingdienst en ketenpartners zoals banken en verzekeraars tijdig voorbereidingen kunnen treffen voor de aanpassingen in hun systemen voor het leveren van de benodigde gegevens. Vervolgens zou het wetsvoorstel uiterlijk 31 december 2025 door de Eerste Kamer aangenomen moeten worden en in het Staatsblad gepubliceerd om in 2026 de benodigde systeemaanpassingen te bouwen. Om deze data met een zorgvuldige wetsbehandeling te kunnen halen zou het wetsvoorstel in de zomer van 2024  (uiterlijk 21 september) aanhangig gemaakt moeten zijn bij de Kamer.

De Kamer spreekt 18 april met de staatssecretaris over het conceptwetsvoorstel voor de vernieuwing van box 3.

Kamerbrief Toekomstig stelsel box 3 en voorbereidingen arrest Hoge Raad, nr. 2024-0000229730, Ministerie van Financien, 15 april 2024