In privé ontvangen inkomsten uit lunchroom nagevorderd met vergrijpboete

In privé ontvangen inkomsten uit lunchroom nagevorderd met vergrijpboete

Gegevens

Nummer
2024/678
Publicatiedatum
16 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2024:713
Rubriek
Winst
Relevante informatie
Art. 67d AWR, Art. 67e AWR

Belanghebbende heeft op 1 januari 2019 de lunchroom van zijn vader overgenomen. In de jaren 2017 t/m 2019 zijn er bedragen op de privérekeningen van belanghebbende gestort die verband hielden met de lunchroom. Deze bedragen zijn niet in de administratie van de lunchroom verantwoord. Belanghebbende heeft met zijn vader afgesproken dat hij de helft van deze bedragen zelf mocht houden. De inspecteur heeft daarom voor de jaren 2017 en 2018 navorderingsaanslagen opgelegd en voor het jaar 2019 heeft hij de aangifte gecorrigeerd. Daarnaast heeft de inspecteur voor alle jaren vergrijpboetes van 50% opgelegd. De inspecteur heeft de ontvangen bedragen aangemerkt als omzet en rekening gehouden met inkoopkosten. Van het resterende bedrag is 50% aan belanghebbende toegerekend en als belastbaar inkomen uit werk en woning aangemerkt. Dit is volgens de rechtbank terecht. Van dubbele heffing is geen sprake nu slechts de helft van het inkomen aan belanghebbende is toegerekend. Indien bij de vader van belanghebbende meer dan de andere helft van de inkomsten in aanmerking is genomen, is dit een fout die – gelet op de afspraken tussen belanghebbende en zijn vader – in de aanslagen van de vader zou moeten worden gecorrigeerd. De rechtbank oordeelt verder dat de vergrijpboetes terecht zijn opgelegd. De inspecteur heeft overtuigend aangetoond dat sprake is van opzet. De inspecteur heeft gewezen op de zakelijke betalingen voor feesten en partijen die belanghebbende bewust heeft laten verrichten op zijn privérekeningen en op het feit dat deze betalingen buiten de administratie van de lunchroom zijn gehouden. Belanghebbende heeft de administratie van de lunchroom gedaan en de desbetreffende facturen opgesteld. Hij heeft uitdrukkelijk met zijn vader afgesproken dat hij de helft van de factuurbedragen zelf mocht houden, maar de betalingen zijn vervolgens op geen enkele wijze in zijn aangiften verantwoord (en evenmin in die van zijn vader). Deze omstandigheden – in samenhang bezien en naar hun uiterlijke verschijningsvorm beoordeeld – laten geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende willens en wetens onjuiste aangiften heeft gedaan met het oogmerk dat de aanslagen naar te lage bedragen zouden worden vastgesteld (of anderszins te weinig belasting zou worden geheven). Wel ziet de rechtbank aanleiding om de vergrijpboetes met 5% te matigen in verband met de duur van de procedure.

(Beroepen gegrond.)