Belaste vrijval van schuld die resteert na staking onderneming

Belaste vrijval van schuld die resteert na staking onderneming

Gegevens

Nummer
2024/710
Publicatiedatum
19 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:629
Rubriek
Winst
Relevante informatie
Art. 3.25 Wet IB 2001

Belanghebbende is een Arubaanse vennootschap waarvan bijna alle aandelen worden gehouden door een Zwitserse holding. In 2006 heeft Holding een bedrag van Afl. 925.335 verstrekt aan belanghebbende, welk bedrag als schuld is opgenomen op de balans van belanghebbende. In 2011 zijn de activiteiten van belanghebbende gestaakt. Eind 2012 is op de balans nog een schuld aan Holding vermeld van Afl. 750.164 en een gelijk bedrag aan negatief vermogen. Belanghebbende heeft voor 2012 geen aangifte winstbelasting gedaan. De inspecteur heeft een navorderingsaanslag winstbelasting 2012 opgelegd. Daarbij is in de winst begrepen een bedrag van Afl. 750.100 wegens belaste vrijval van de schuld. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (ECLI:NL:OGHACMB:2021:324) heeft geoordeeld dat dit bedrag terecht tot de winst is gerekend. Dat de gelden onder onzakelijke condities door Holding zijn verstrekt, maakt niet dat reeds daardoor sprake is van een kapitaalverstrekking, aldus het Hof. Volgens de Hoge Raad heeft het Hof ten onrechte geen oordeel gegeven over het standpunt van belanghebbende dat de geldverstrekking moet worden aangemerkt als een onzakelijke lening, in welk geval de vrijval van de schuld niet tot winst zou leiden, maar gelijk zou moeten worden gesteld met een informele kapitaalstorting. Tot cassatie leidt dit echter niet. De stukken van het geding laten namelijk geen andere conclusie toe dan dat belanghebbende onvoldoende feiten heeft aangevoerd waarmee op overtuigende wijze is aangetoond dat de geldverstrekking van meet af aan een onzakelijke lening vormde van Holding aan belanghebbende.

(Volgt ongegrondverklaring.)