Schending art. 1 EP indien box 3-heffing hoger is dan werkelijk rendement

Schending art. 1 EP indien box 3-heffing hoger is dan werkelijk rendement

Gegevens

Nummer
2024/726
Publicatiedatum
23 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2191
Rubriek
Inkomsten uit vermogen/Inkomen uit sparen en beleggen
Relevante informatie
Art. 1 EP EVRM, Art. 14 EVRM, Art. 13 EVRM

Belanghebbende heeft in 2018 een box 1-inkomen van € 24.229. Zijn partner heeft een box 1-inkomen van € 1.971. Hun gezamenlijke heffingsgrondslag box 3 is € 902.499, bestaande uit bank- en spaartegoeden van € 594.742, effecten van € 270.053 en vorderingen van € 97.704. Van dit bedrag is € 730.000 aan belanghebbende toegekend. Het box 3-inkomen is vastgesteld op € 29.941. Het werkelijk behaalde rendement was in 2018 € 16.023,26 negatief. In geschil is of het inkomen in box 3, gelet op het Kerstarrest niet te hoog is.

De rechtbank oordeelt dat volgens het Kerstarrest sprake is van een schending van de rechten genoemd in art. 1 EP EVRM en 14 EVRM indien het werkelijk behaalde rendement op de box 3-inkomsten lager is dan het bij de aanslag in aanmerking genomen rendement. In dat geval dient het werkelijke rendement in de heffing te worden betrokken. De rechtbank oordeelt dat ook na de invoering van de Wet rechtsherstel box 3 nog steeds geen redelijke verhouding staat tussen de belangen die de wetgever heeft willen dienen met het stelsel en de ongelijkheid die wordt veroorzaakt door de door de wetgever gekozen vormgeving voor het bereiken van dat doel. Daar is volgens de rechtbank geen toereikende rechtvaardiging voor aan te wijzen. Er is derhalve schending van de in art. 1 EP EVRM en 14 EVRM gewaarborgde rechten. De rechtbank ziet aanleiding om rechtsherstel te bieden door het werkelijk behaalde rendement in de belastingheffing te betrekken. Nu die negatief is, zal de rechtbank het inkomen in box 3 vaststellen op nihil.

Belanghebbende heeft verzocht om rentevergoeding over de vermindering van de box 3-heffing. De rechtbank oordeelt dat belanghebbende op grond van art. 13 EVRM recht heeft op een rentevergoeding. In dat artikel is namelijk bepaald dat bij een schending van de EVRM-vrijheden recht bestaat op een passende voorziening. Onderdeel van de voorziening is een rentevergoeding over de periode dat belanghebbende niet heeft kunnen beschikken over het betaalde bedrag aan belasting welke in strijd met het EVRM is geheven. Met overeenkomstige toepassing van art. 8:73 Awb wordt een schadevergoeding toegekend ter hoogte van de wettelijke rente over de periode tussen datum van betaling van de belasting en de datum van de vermindering.

(Beroep gegrond.)