Avas ontbreekt bij wachten op papieren aangifte; geen matiging verzuimboete

Avas ontbreekt bij wachten op papieren aangifte; geen matiging verzuimboete

Gegevens

Nummer
2024/727
Publicatiedatum
23 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2098
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 10 AWR, Art. 67b AWR

Belanghebbende heeft op 17 augustus 2022 aangifte OB gedaan over het tweede kwartaal van 2022. Uit de aangifte volgt een verzoek om teruggaaf van € 1.365. Op 27 augustus 2022 heeft de inspecteur een naheffingsaanslag OB opgelegd ten bedrage van € 500, tezamen met een aangifteverzuimboete van € 68 en een betaalverzuimboete van € 50. Bij beschikking van 2 september 2022 is de naheffingsaanslag en betaalverzuimboete verminderd naar nihil. Met dagtekening van 16 september 2022 heeft de inspecteur een teruggaafbeschikking vastgesteld van € 1.365. Op 22 september 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aangifteverzuimboete. Het bezwaar is afgewezen en belanghebbende komt in beroep.

De rechtbank oordeelt dat de aangifte uiterlijk 31 juli 2022 ingediend had moeten zijn. Nu niet in geschil is dat de aangifte pas op 17 augustus 2022 is ingediend, is de aangifte te laat ingediend. Dan is in beginsel terecht een verzuimboete opgelegd. Dat de inspecteur op de naheffingsaanslag heeft vermeld dat hij op 17 augustus 2022 heeft geconstateerd dat de aangifte nog niet was ontvangen, maakt niet uit. Het verzuim was al begaan. Belanghebbende beroept zich op avas. Zij stelt dat ze in afwachting was van een papieren uitnodiging tot het doen van aangifte. De rechtbank oordeelt dat hieruit blijkt dat belanghebbende op de hoogte was van het gegeven dat zij aangifte moest doen. De uiterste datum voor indienen staat (onder andere) op de ingediende aangifte vermeld. Als belanghebbende al een papieren aangifte had moeten krijgen, dan had zij zelf tijdig om een papieren aangifte moeten vragen. Het beroep op avas slaagt niet. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt evenmin. Belanghebbende stelde dat zij in de veronderstelling was dat zij de verzuimboete niet meer hoefde te betalen. Weliswaar volgt uit de verminderingsbeschikking dat de naheffingsaanslag en de betaalverzuimboete zijn verminderd naar nihil, maar hieruit blijkt niet dat de aangifteverzuimboete eveneens is verminderd tot nihil. Dit volgt ook niet uit de teruggaafbeschikking, aldus de rechtbank.

(Beroep ongegrond.)