Contante stortingen zijn afkomstig uit niet-aangegeven inkomen

Contante stortingen zijn afkomstig uit niet-aangegeven inkomen

Gegevens

Nummer
2024/811
Publicatiedatum
6 mei 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:2712
Rubriek
Arbeid, loon en resultaat
Relevante informatie
Art. 67d AWR

Belanghebbende heeft in 2018 € 7.885 aan inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking genoten. Haar partner heeft geen inkomsten genoten. Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2018 gedaan waarin zij de looninkomsten heeft aangegeven verminderd met inkomsten uit eigen woning van € 7.360. De inspecteur heeft inzage gevraagd in de bankafschriften van de belastingplichtige en dier partner. Hieruit blijkt dat in 2018 elke maand contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 21.590. Naar aanleiding daarvan heeft de inspecteur het inkomen verhoogd met € 24.308. Dat inkomen is berekend door de uitgaven van belanghebbende en haar partner te verminderen met de te verklaren inkomsten verhoogd met een correctie voor eten.

De rechtbank oordeelt dat het aannemelijk is dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Er zijn maandelijks vaste bedragen van om en nabij de € 1.600 gestort. De verklaringen van belanghebbende, dat het bedragen zijn die zijn geleend van familie dan wel dat het gaat om terugbetalingen van familieleden wegens spullen die door haar online zijn gekocht, zijn onvoldoende geloofwaardig. De rechtbank acht aannemelijk dat de bedragen afkomstig zijn uit niet aangegeven werkzaamheden. Voorts is aannemelijk dat belanghebbende wist dat zowel absoluut als relatief bezien een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven door de inkomsten niet aan te geven. Daarom is de vereiste aangifte niet gedaan. De rechtbank acht de schatting van de inspecteur redelijk en belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de aanslag te hoog is vastgesteld. Voorts is terecht een vergrijpboete wegens opzet opgelegd. De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende bewust inkomen uit het zicht van de fiscus heeft willen houden waardoor zij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. De rechtbank acht de boete passend en geboden. Er is geen reden om de boete te matigen wegens het feit dat de aanslag is vastgesteld met omkering en verzwaring van de bewijslast. De correctie ligt dicht aan tegen de hoogte van de contante stortingen. Wel wordt de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn verminderd.

(Beroep IB/PVV gegrond, beroep ZVW ongegrond.)